MAG IK EEN FAKTUUR AUB?

Veel belastingplichtigen pogen hun fiskale druk op tal van manieren binnen aanvaardbare perken te houden. Een van de wijzen waarop dit kan gebeuren voor het traditionele beroepsinkomen, is het afzien van het wettelijke forfait dat elke belastingplichtige kan krijgen. Dit omdat in een aantal gevallen de werkelijke kosten al dan niet fors uitstijgen boven het wettelijke forfait. Op dat ogenblik slaat de verzamelwoede toe: bij elke aankoop wordt stoïcijns naar een faktuur gevraagd. Veel handelaars zien dit met lede ogen aan. Zij dienen tal van fakturen uit te reiken voor kleine bedragen. Dat kost hun tijd en energie. Vandaar dat zij pogen een oplossing te bedenken door het aanrekenen van een administratiekost. Zijn fakturen een noodzaak?

Direkte belastingen

Voor wat betreft de direkte belastingen is de regeling niet zo streng. Art. 44 eerste lid WIB stelt dat de belastingplichtige de echtheid van zijn bedrijfsuitgaven moet bewijzen "door middel van bewijsstukken of, ingeval zulks niet mogelijk is, door alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed'. Een aandachtige lezer zal daarbij opmerken dat fakturen geen absolute noodzaak zijn. Een eenvoudig kasticket kan wel degelijk een bewijsmiddel zijn. Het hoeft dus niet te gaan om een faktuur met opgave van het adres van de belastingplichtige, met een doorlopende nummering, voorzien van een uitsplitsing tussen maatstaf en heffing (prijs excl. BTW) en BTW-bedrag... Niets van dit alles dus.

Belangrijk is wel dat de bewijslast duidelijk bij de belastingplichtige ligt. Aldus wordt afgeweken van de regel dat een tijdig ingediende aangifte juist is, tot de fiskus kan bewijzen dat dit niet zo is. Een merkwaardige passus is deze waar gesteld wordt dat, indien een bewijsstuk onmogelijk is, alle andere gemeenrechtelijke bewijsstukken toegelaten zijn met uitzondering van de eed. De handige Belg zal dit nogal gauw in zijn voordeel interpreteren. De fiskus (Com.I.B. 44/17.3) stelt dat dit kan indien het gaat om uitgaven of lasten waarvan de bewijsstukken door onachtzaamheid zijn vernietigd, gestolen of verloren. Gaat het om uitgaven of lasten waarvoor het niet gebruikelijk is bewijsstukken te krijgen of te eisen, moet hij ook geen bewijsstukken voorleggen.

Als voorbeelden van uitgaven waarvoor niet noodzakelijk bewijsstukken vereist zijn, geeft de fiskus volgende voorbeelden: kosten die doorgaans als reprezentatiekosten worden gekatalogizeerd, kosten betreffende het gemengd gebruik van een wagen (benzine, olie, onderhoudsprodukten, toebehoren van geringe waarde...), gewone kosten van onderhoud van beroepslokalen (onderhoudsprodukten en -materieel) en bepaalde toevallige kosten wegens verplaatsing voor beroepsdoeleinden (taxi's, gemeenschappelijk vervoer...).

BTW-wetboek

Het BTW-wetboek is strenger. Wil een BTW-belastingplichtige aftrek van BTW bekomen, dan moet hij beschikken over een faktuur opgemaakt konform de BTW-wetgeving (art. 3, 1, 1 KB nr. 3). Een eenvoudig kasticket volstaat dus absoluut niet. Het BTW-wetboek definieert een faktuur dan ook uitdrukkelijk. Zonder hierbij volledig te willen zijn moet het nummer dat de faktuur zal krijgen in het verkoopdagboek vermeld worden, de datum van uitreiking moet erop staan, ook naam en adres van de koper en verkoper, de datum van levering van het goed of van de voltooiing van de dienst, de benaming van de geleverde goederen of diensten samen met hun hoeveelheid... (zie art. 2 KB nr. 1).

Het schoolvoorbeeld hierbij is de BTW-belastingplichtige die de benzinetank van zijn personenwagen voltankt en enkel een kasticket krijgt. Hij vraagt 50% van de betaalde BTW terug aan de fiskus. Achteraf wordt hem dat geweigerd bij kontrole omdat een kasticket geen faktuur is. Zijn kontroleur kan dit zondermeer doen. Tot woede van onze BTW- belastingplichtige zal die kontroleur ook nog boete en interest kunnen aanrekenen op deze niet terecht in aftrek gebrachte BTW.

Let wel: de verplichting tot het voorleggen van een faktuur geldt enkel voor belastingplichtigen die een aktiviteit hebben onderworpen aan het BTW-wetboek en dientengevolge een BTW-nummer hebben.

Administratiekosten

De voorzichtige belastingplichtige zal echter zoveel mogelijk bewijsstukken verzamelen. Zoals reeds gesteld, kan dit een handelaar nogal wat werk kosten. Vandaar dat sommigen bij het horen van die vraag onmiddellijk stellen dat dit geen probleem is, maar dat daarvoor pakweg 500 fr. administratiekosten wordt aangerekend. Vraag die daarbij rijst is of dit mag.

Om deze vraag te beantwoorden moet op de eerste plaats verwezen worden naar het BTW-wetboek. In de regel moet een BTW-belastingplichtige altijd een faktuur uitreiken. Deze regel kent echter een belangrijke uitzondering. Is de verkoper een BTW-belastingplichtige die goederen of diensten verstrekt aan partikulieren die deze niet gebruiken voor beroepsdoeleinden, dan moet hij geen faktuur uitreiken. De ontheffing van fakturatie geldt dus niet voor leveringen aan rechtspersonen en voor leveringen aan niet-BTW- belastingplichtigen die de gekochte goederen wél gebruiken voor beroepsdoeleinden.

Bij deze uitzondering zijn dan weer een aantal gevallen voorzien waar toch altijd een faktuur noodzakelijk is. Een aantal voorbeelden: levering van personenauto's, levering van jachten en plezierboten, verkopen op afbetaling en huurkopen, verrichtingen van verhuizingen of van meubelbewaring...

Samengevat kan dus worden gesteld dat als een belastingplichtige een goed of dienst aankoopt bij een BTW- belastingplichtige en hij kenbaar maakt dat hij het goed of de dienst zal gebruiken voor beroepsdoeleinden, de verkoper krachtens het BTW-wetboek verplicht is een faktuur uit te reiken. Doet hij dat niet dan zondigt die verkoper tegen een dwingende bepaling uit het BTW-wetboek.

Minister

Maar... zo heeft u nog geen antwoord op de gestelde vraag. In het zojuist geschetste geval moet die verkoper een faktuur uitreiken, maar moet hij dat gratis doen? Deze vraag werd onlangs ook aan onze minister van financiën gesteld (Vragen en antwoorden Senaat, 17.09.1991, nr. 48, p. 1.996). En deze antwoordde dat niets de BTW- belastingplichtige belet de financiële last van het opmaken van een faktuur geheel of gedeeltelijk af te wentelen op de koper.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 13 december 1991.