DE ZWARTE LIJST

In het Staatsblad van 24 augustus 1991 werd door het ministerie van financiën een bericht gepubliceerd waarbij een aantal landen worden opgesomd die een vennootschapsbelasting hebben die voordeliger is dan het Belgische systeem. Met andere woorden: de fiskus publiceerde een lijst van de belastingparadijzen in ons Staatsblad. Men vraagt zich af waarom.

De reden daartoe ligt voor de hand. Zoals ondertussen voldoende bekend is, werd door de wet van 22.12.1989 het stelsel van de definitief belaste inkomsten (DBI) grondig aangepakt. Dit hoofdzakelijk om twee redenen. In eerste instantie wou men de sicav-truuk waarbij een onderneming slaagde in het niet betalen van belasting bij hoge winsten, verbieden. Maar daarnaast wou men andere misbruiken inperken met betrekking tot het stelsel van de DBI.

Het DBI-systeem wil immers vermijden dat een zelfde belasting tweemaal dezelfde belastbare materie treft. De onderneming die een dividend toekent (de dochter), moet immers alvorens het dividend uit te keren, vennootschapsbelasting betalen. Heeft deze onderneming 100 fr. winst voor belastingen, dan moet zij daar eerst 39 fr. vennootschapsbelasting op betalen. Uiteindelijk kan zij aldus maar 61 fr. uitkeren naar de moeder toe. De onderneming die het dividend ontvangt (de moeder), moet deze 61 fr. boeken als opbrengst. Indien de DBI-regel niet zou bestaan, zou de moeder aldus ook belasting moeten betalen op die 61 fr. Zonder DBI-systeem zou de vennootschapsbelasting dat dividend twee maal belasten. Vandaar dat de moeder die 61 fr. via toepassing van het DBI kan vrijstellen van belasting.

Misbruik

Tot zover het principe. Indien zowel moeder als dochter zich in België bevinden, is er in beginsel geen probleem. Zowel voor de dochter als de moeder geldt een zelfde vennootschapsbelasting. Maar vóór de wet van 22.12.1989 was het in principe zo dat buitenlandse dividenden op net dezelfde wijze werden behandeld als de Belgische. Een Belgische moeder kon immers het DBI-stelsel ook toepassen op een dividend van een buitenlandse dochter. En dit onafhankelijk van het feit of deze dochter voor uitkering effektief belasting heeft betaald in dat vreemde land. En daar zat het misbruik. Stel: de dochteronderneming is gevestigd in een land waar op dividenden géén vennootschapsbelasting moet worden betaald vóór uitkering. Op dat ogenblik ontvangt de Belgische moeder de volle 100 fr. als dividend. Vóór de wet van 22.12.1989 kon zij daar echter ook een DBI op toepassen zodat aldus op een stuk buitenlandse winst nergens belasting diende betaald te worden. En het hoeft geen betoog dat dit systeem indruiste tegen het principe van de DBI-aftrek. Vandaar dat de wetgever terecht ingegrepen heeft.

Dit heeft de wetgever gedaan door art. 111 van het wetboek aan te passen. Als algemeen principe wordt gesteld dat de DBI-regeling zonder meer geldt indien moeder én dochter in België gevestigd zijn. In dat geval zijn beide aan een zelfde Belgische vennootschapsbelasting onderworpen.

Voor wat de door buitenlandse dochters uitgekeerde dividenden betreft, kan de DBI-aftrek bij de Belgische moeder enkel toegepast worden indien die buitenlandse vennootschap onderworpen is aan een belasting gelijkaardig aan de Belgische vennootschapsbelasting. Meer specifiek stelt de wet dat de aftrek niet geldt in twee specifieke gevallen. Het DBI-stelsel kan niet indien het dividend wordt uitgekeerd door vennootschappen die gevestigd zijn in een land waar de gemeenrechterlijke bepalingen inzake belastingen aanzienlijk gunstiger zijn dan in België. Daarnaast kan het DBI niet toegepast worden indien de dividenden worden uitgekeerd door holding- of financieringsvennootschappen die in het land waarin ze zijn gevestigd aan een belastingstelsel zijn onderworpen dat afwijkt van het gemeen recht. Dit laatste verbod werd ingevoerd om van meet af aan een oneigenlijk gebruik te verhinderen. In een aantal landen is de belasting op vennootschappen vergelijkbaar met het Belgische systeem. Maar vaak wordt in die landen voor holding- en financieringsvennootschappen een uitzondering gemaakt zodat zij een systeem toebedeeld krijgen dat afwijkt van het algemeen geldende belastingstelsel. In niet weinig gevallen resulteert dat in een aanzienlijk voordeliger regime. Tenslotte zijn dividenden afkomstig van investeringsvennootschappen uitgesloten van DBI-aftrek.

Vermelden we voor de goede orde wel dat een Belgische moeder voor dividenden uitgekeerd door de beschreven holding-, financierings- en investeringsvennootschappen in een uitzonderingsgeval wel kan genieten van de DBI-regeling. De moeder dient dan het bewijs te leveren dat haar dochter (zijnde een holding-, financierings- en investeringsvennootschap) enkel fungeerde als doorgeefluik van dividenden afkomstig uit vennootschappen die wel voor de DBI-aftrek in aanmerking komen.

Zwarte lijst

Maar het probleem is uiteraard dat in de wet de landen niet limitatief worden opgesomd waarvoor de DBI-aftrek zoals uiteengezet niet geldt. Vandaar dat de administratie een dergelijke lijst heeft uitgewerkt. En deze verscheen in het Staatsblad van 24.08.1991 (p. 18431 tot 18433). De lijst zelf werd ingedeeld in vier rubrieken.

In een eerste rubricering worden de landen opgenomen waar alle vennootschappen niet onderworpen zijn aan een belasting gelijkaardig aan de Belgische vennootschapsbelasting. Indien een dochter in die landen gevestigd, een dividend uitkeert naar een Belgische moeder, kan deze laatste onder geen enkel beding de DBI-aftrek toepassen. Een aantal voorbeelden: Bahamas, Bahrein, Cayman Eilanden.

Een tweede lijst geeft een opsomming van de buitenlandse vennootschapsvormen die niet onderworpen zijn aan een systeem gelijkaardig aan de Belgische vennootschapsbelasting. Dit impliceert dus dat enkel dividenden uitgekeerd door die specifieke vennootschapsvormen in België niet kunnen genieten van de DBI-aftrek. Dividenden uitgekeerd door de niet opgesomde vennootschapsvormen kunnen dus in principe wel genieten van DBI-aftrek. Een aantal voorbeelden van deze lijst: vennootschappen uit de Nederlandse Antillen die tot doel hebben het bouwen, uitrusten, uitbreiden of vernieuwen van hotels of het vestigen van nieuwe industriën, de Aruba Vrijgestelde Vennootschap (AVV) uit Aruba en vennootschappen zonder aktiviteit op de Seychellen.

Een derde opsomming geeft aan welke landen een vennootschapsbelasting hebben die aanzienlijk gunstiger is dan de Belgische vennootschapsbelasting. Opnieuw verschijnen namen als de Nederlandse Antillen, Aruba, Hongkong, Jersey en Liechtenstein.

Monaco

Tot slot worden in een vierde en laaste lijst de landen vermeld waarvan alle holding- of financieringsvennootschappen of bepaalde soorten van zulke vennootschappen een belastingstelsel genieten dat afwijkt van het algemeen geldende systeem in dat land. Hier kunnen we de lijst volledig geven: Nederlandse Antillen, Jersey, Liechtenstein, (uiteraard) Luxemburg en Uruguay.

Opvallend daarbij is dat de lijsten allesbehalve logisch zijn opgesteld. Een aantal landen komen in verschillende lijsten voor. Er wordt enerzijds gesteld dat alle door hun vennootschappen uitgekeerde dividenden niet kunnen genieten van de Belgische DBI-regeling en toch worden anderzijds nog specifieke vennootschapsvormen aangeduid die ook niet in aanmerking komen. Dit laatste is overbodig gezien de algemene uitsluiting en werkt bijgevolg storend. Voorbeelden zijn Jersey, Aruba, Hongkong, ... DBI-aftrek voor dividenden uit die landen is dus uitgesloten volgens de administratie. Want laat ons terloops aanduiden dat het hier gaat om een standpunt van de fiskus. De rechter zal dit moeten toetsen aan de wet.

Bovendien stelt de fiskus uitdrukkelijk dat het gaat om een "niet beperkende lijst'. Dus met andere woorden: indien u bepaalde landen of vennootschapsvormen niet terugvindt op de lijst, moet u nog niet gaan juichen. De lijst bindt de administratie niet. Achteraf kunnen landen of vennootschapsvormen toegevoegd worden of de hoofdkontroleur kan in een specifiek geval de aftrek toch weigeren voor een land dat niet voorkomt op de lijst op basis van de wet. En het zal u bij lektuur van de lijst opvallen dat Monaco in geen enkele lijst verschijnt. Wil dat dan zeggen dat dit land(je) geen belastingparadijs is voor vennootschappen of dat de administratie dit kleine prinsdom niet terugvond op de kaart?

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 11 oktober 1991.