PROBLEMEN MET AANGIFTE IN VENNOOTSCHAPSBELASTING

Vanaf het aanslagjaar 2010 genieten kmo’s zes gunstmaatregelen als ze voldoen aan de definitie van een kleine vennootschap in de zin van de Vennootschapswet. Zo kan een kleine vennootschap een investeringsreserve aanleggen. Een kleine vennootschap wordt ook niet geconfronteerd met een belastingvermeerdering als ze gedurende de eerste drie belastbare tijdperken vanaf de oprichting ontoereikende voorafbetalingen deed. Ook andere voordelen zoals het verhoogd tarief van de notionele intrestaftrek (het basistarief + 0,5 procent) en de investeringsaftrek zijn voortaan gekoppeld aan de vraag of het gaat om een kleine vennootschap zoals omschreven in de Vennootschapswet.

Om uit te maken of een belastingplichtige een kleine vennootschap is, mag die een van de volgende criteria niet overschrijden: een jaaromzet (exclusief btw) van 7,3 miljoen euro, een balanstotaal van 3,65 miljoen euro, en een gemiddeld personeelsbestand van 50 werknemers op jaarbasis zonder evenwel 100 werknemers te mogen overschrijden.

Het is dus logisch dat de fiscus in zijn aangifte vennootschapsbelasting een nieuw rooster heeft ingevoegd om uit te maken of een vennootschap op geconsolideerde basis een kleine vennootschap is. Om de ondernemers bij die berekening te helpen, publiceerde de Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) begin dit jaar al een specifiek advies (Advies 2010/5). Maar bij de vraagstelling in de aangifte vennootschapsbelasting loopt een en ander fout. Dat heeft tot gevolg dat heel wat belastingplichtigen hun aangifte te goeder trouw invullen, maar na het indienen ervan een bericht krijgen van de fiscus omdat het bewuste rooster niet correct zou zijn ingevuld.

vormgebrek

Wat is het probleem? De fiscus vraagt of de vennootschap met andere vennootschappen verbonden is in de zin van het Wetboek Vennootschappen. Daar moet de onderneming ‘ja’ of ‘neen’ op antwoorden. Als de belastingplichtige op de eerste vraag ‘neen’ antwoordde, moet hij omzet, balanstotaal en aantal werknemers op niet-geconsolideerde basis invullen. Velen besluiten dat die vraag alleen moet worden beantwoord als het bedrijf geen deel uitmaakt van een groep. Maakt de vennootschap wel deel uit van een groep, dan wordt vaak niets ingevuld. Dat alles volledig in lijn met de gestelde vragen. De lectuur van de toelichting van de fiscus geeft geen andere interpretatie.

De fiscus bedoelt het echter anders. De vakken omzet, balanstotaal, werknemers moeten altijd ingevuld worden. Heeft de vennootschap geen moeder of dochters, en maakt zij geen deel uit van een consortium, dan moeten de cijfers van de vennootschap zelf vermeld worden. Is zij wel verbonden, dan moeten de geconsolideerde cijfers vermeld worden. Als dus een vennootschap die deel uitmaakt van een groep niets heeft ingevuld, stuurt de fiscus een bericht naar de vennootschap met het verzoek vooralsnog deze cijfers op te geven. De fiscus beschouwt dit als een vormgebrek. De administratie geeft de vennootschap dan een nieuwe termijn om het vormgebrek te verhelpen. Doet de belastingplichtige dat niet, dan volgt een aanslag van ambtswege.

Het zou ronduit erg zijn als zulke aanslagen van ambtswege zouden worden toegepast. De vraagstelling in de aangifte is niet duidelijk. Het is dus aan de fiscus om op de blaren te zitten, niet aan de belastingplichtige.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 6 oktober 2010.