SOMMIGE KAPITAALSUBSIDIES TOCH NOG BELAST IN VLAANDEREN

Nieuwe kapitaal- en intrestsubsidies die gewesten in het kader van de economische expansiewetgeving toekennen aan vennootschappen om immateriële en materiële vaste activa aan te schaffen of tot stand te brengen, zijn vanaf het aanslagjaar 2007 vrijgestelde inkomsten in de vennootschapsbelasting. Een extra voorwaarde is wel dat de subsidie werd betekend vanaf 1 januari 2007.

Voor Vlaanderen is algemeen aanvaard dat de groeipremie in aanmerking komt voor de vrijstelling als kapitaalsubsidie. Een logische maatregel. Vroeger werden de subsidies die de gewesten gaven aan hun ondernemingen belast door de federale overheid. Die ging dan met 33,99 procent van die 'Vlaamse' subsidies lopen. Zo subsidieerde Vlaanderen indirect de federale overheid. Dat anachronisme houdt dus op te bestaan.

De maatregel stelt geen enkel probleem als de vennootschap die de groeipremie krijgt, zelf de investeringen doet in immateriële en materiële vaste activa. Maar in het besluit van de Vlaamse regering tot toekenning van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen voor investeringen in het Vlaamse Gewest (Besluit van 10.10.2003, B.S., 10.11.2003) is voorzien dat de investeringen ook kunnen worden uitgevoerd door een patrimoniumvennootschap die tot dezelfde groep behoort als de aanvragende onderneming. Een patrimoniumvennootschap is volgens de Vlaamse regering een onderneming die onder meer, maar niet uitsluitend, tot doel heeft de activa te beheren die gebruikt worden door de aanvragende onderneming.

Neem nu het geval van een groeiende kmo-exploitatievennootschap die een nieuw gebouw wil zetten. Daarvoor ontvangt de exploitatievennootschap een groeipremie. In plaats van het gebouw zelf te zetten, laat ze het optrekken door haar patrimoniumvennootschap die dezelfde aandeelhouders heeft. Het feit dat niet de exploitatievennootschap zelf de investering doet, belet Vlaanderen niet de subsidie toe te kennen. Zodra het gebouw gebruiksklaar is, zal de patrimoniumvennootschap het verhuren aan de exploitatievennootschap. De exploitatievennootschap zal dus probleemloos de groeipremie krijgen. Maar zelf zal ze geen enkele investering in het gebouw hebben gedaan.

De vraag is nu of de subsidie die de exploitatievennootschap krijgt, in zo'n geval vrijgesteld kan worden van vennootschapsbelasting. Volksvertegenwoordiger Carl Devlies ( CD&V) vroeg dit vorige week aan Hervé Jamar (CRIV 51 COM 1233), de staatssecretaris voor de Modernisering van Financiën en de Strijd tegen de Fiscale Fraude. De staatssecretaris zegt dat uit de samenlezing van de artikelen 193bis, §1, tweede lid en 362 W.I.B. 1992 blijkt dat de voormelde vrijstelling uitsluitend van toepassing is ten name van de aanvragende vennootschap die de beoogde subsidie heeft verkregen en die immateriële en materiële vaste activa heeft aangeschaft of tot stand gebracht.

Dus zal in ons voorbeeld de exploitatiesubsidie niet kunnen genieten van de vrijstelling omdat ze de investering niet zelf deed. Zelfs als de exploitatievennootschap de subsidie doorstort naar de patrimoniumvennootschap, zal dat geen soelaas brengen. In dat geval wordt de investering gedaan door een andere vennootschap dan de aanvragende vennootschap.

Opnieuw een stukje incompatibiliteit tussen de federale overheid en Vlaanderen. Die vaststelling komt bovenop de problemen die tot vandaag bestaan met andere Vlaamse subsidies die door de federale overheid niet als kapitaal- of intrestsubsidies worden erkend.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 20 maart 2007.