NEGATIEVE RULING VRUCHTGEBRUIK

Een koppel wil het beroepsmatig gedeelte van hun nieuwe woning ter beschikking stellen van hun vennootschap via een vruchtgebruik. Voor alle zekerheid vragen ze aan de fiscus of deze het onbelaste vruchgebruik niet zal vervangen door een belaste huur. De fiscus besluit dat het niet uigesloten wordt dat het fameuze herkwalificatie artikel zal gebruikt worden.

Een koppel bouwt een nieuw huis om in te wonen. Maar van dat huis wordt exact 18,60 procent gebruikt door hun vennootschap Het koppel beslist om het deel van het huis dat gebruikt wordt door hun vennootschap via een duidelijke akte ter beschikking te stellen van hun rechtspersoon. Ze willen een vruchtgebruik voor acht jaar vestigen ten voordele van de vennootschap. Maar met alle commotie rond het vruchtgebruik vragen ze voor alle zekerheid een ruling voor de geplande operatie aan de fiscus. Kan de fiscus het vruchtgebruik herkwalificeren in een andere akte? Dat is immers de finaliteit van art. 344, § 1 W.I.B. 1992. De fiscus moet de juridische kwalificatie door de partijen gegeven aan een akte niet aanvaarden wanneer hij vaststelt dat die kwalificatie tot doel heeft de belasting te ontwijken, tenzij de belastingplichtige bewijst dat die kwalificatie aan rechtmatige financiële of economische behoeften beantwoordt. De ratio legis van de gestelde vraag is evident. De vergoeding die het koppel krijgt van de vennootschap bij het vestigen van een vruchtgebruik is bij hun niet belastbaar. Bovendien kan de vennootschap de betaalde som als beroepskost boeken. Als het echtpaar het beroepsgedeelte zou verhuren aan hun vennootschap, zou dat in hun personenbelasting wél belastbaar zijn. Het koppel vraagt dus dat de fiscus zou bevestigen dat hij de kwalificatie vruchtgebruik ongemoeid zal laten en de akte tot het vestigen van het vruchtgebruik bijgevolg voor de doeleinden van belastingheffing niet zal herkwalificeren naar een huurovereenkomst.

Het koppelt motiveert de keuze voor een vruchtgebruik uitvoerig. Daarmee willen ze aantonen dat de keuze voor een vruchtgebruik meer gepast is dan het sluiten van een huurovereenkomst met de vennootschap. Door het feit dat een vruchtgebruik als actief op de balans van de vennootschap komt, zou dat de kredietwaardigheid van de vennootschap verhogen. Een huur komt niet op de balans. Dat wordt gewoon jaarlijks in kosten geboekt. Het koppel wenst niet in te staan voor de kosten en de eventuele herstellingen van het beroepsgedeelte. Dat is standaard voorzien bij een vruchtgebruik. Niet bij een huur. Voorts argumenteert het koppel dat een vruchtgebruik juridisch steviger is dan een huurovereenkomst. Via het vruchtgebruik wordt de fysische eigendom volgens het koppel gesplitst in blote eigendom en in vruchtgebruik en wordt een exclusief gebruiksrecht toegestaan.

De Dienst Voorafgaande Beslissingen (D.V.B.) weerlegt de argumenten van het koppel één voor één. Bij een huur kan men in de overeenkomst voorzien dat de gehele huursom vooraf wordt betaald. Die voorafbetaalde huur moet dan boekhoudrechtelijk gespreid worden over de looptijd van het huurcontract. Da gebeurt door de huur voor latere tijdperken te boeken als actief. Dus dat enkel een vruchtgebruik op de balans komt, is niet juist. Ook bij een huurovereenkomst kunnen de kosten voor herstelling en onderhoud ten laste van de huurder worden gelegd. Dat een vruchtgebruik juridisch steviger zou zijn dan huur, weerlegt de D.V.B. Een vruchtgebruik leidt niet tot een fysische opsplitsing van het eigendomsrecht. Het vruchtgebruik is geen onderdeel van het eigendomsrecht. Het vruchtgebruik is een zakelijk recht waarmee het eigendomsrecht kan worden bezwaard. Dus mag men niet stellen dat bij het vestigen van een vruchtgebruik het eigendomsrecht wordt gesplitst in een blote eigendom en een vruchtgebruik. Wat correct is. Het burgerlijk wetboek spreek niet van "blote eigenaar". Enkel van "eigenaar". Het vruchtgebruik is immers het recht om van een zaak waarvan een ander de eigendom heeft, het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf. Dus besluit de D.V.B. begin vorige maand dat de rechtmatige financiële of economische behoeften die het koppel aanreikt, geen steek houden. De rulingcommissie besluit dan ook het niet uitgesloten is dat art. 344, § 1 W.I.B. 1992 zal toegepast worden.

Eieren

Met deze ruling loopt de fiscus op eieren. In feite zit deze ruling op heel wat punten juist. De fiscus zegt enkel dat art. 344, § 1 W.I.B. 1992 kan toegepast worden. Dat is zondermeer juist. Maar om te kunnen herkwalificeren, moet de fiscus drie hindernissen nemen. Eerst moet hij aantonen dat het koppel gekozen heeft voor een vruchtgebruik om belasting te ontwijken. Daarin slaagt hij. Ten tweede moet hij aantonen dat de rechtmatige financiële of economische behoeften die het koppel aanreikt, er geen zijn. Ook daarin lijkt hij te slagen. Maar dan komt de derde stap. Dan moet hij het vruchtgebruik herkwalificeren naar een huurovereenkomst. Daarbij heeft het Hof van Cassatie op 4 november vorig jaar beslist " que seule la qualification d'un acte peut être rendue inopposable à l'administration fiscale et que celle-ci ne peut, partant, lui donner une autre qualification qu'en respectant les effets juridiques de cet acte ". Daaromtrent zei het hof te Gent in september vorig jaar dat een vruchtgebruik niet dezelfde gevolgen heeft als een huur. Dus loopt het mis bij de derde hindernis. Maar de fiscus zegt nergens dat deze hindernis met succes zal kunnen genomen worden. Hij zegt enkel dat het bewuste herkwalificatie artikel kan toegepast worden.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 6 april 2006.