REGISTRATIERECHT OP INBRENGEN IN VENNOOTSCHAP WORDT NUL

Sinds oudsher kleeft aan een inbreng in vennootschap een registratierecht van 0,5 procent. De regering plant nu deze heffing af te schaffen vanaf 2006. Maar als het gaat om een inbreng van onroerende goederen die gedeeltelijk of geheel tot bewoning aangewend worden of voor bewoning bestemd zijn en door een natuurlijke persoon ingebracht worden, blijft het inbrengrecht de volle 10 procent.

Wie een vennootschap opricht, moet in de regel een maatschappelijk kapitaal inbrengen. De vennootschap moet immers eigen middelen hebben om haar werking naar behoren te kunnen verzekeren. Bij vennootschappen met volkomen rechtspersoonlijkheid (die de gunst van de beperkte aansprakelijkheid hebben), is dat bedrag wettelijk vastgelegd. Voor een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is dat 18.550 EUR. Een naamloze vennootschap en een commanditaire vennootschap op aandelen moet 61.500 EUR kapitaal vormen. Op dergelijke inbrengen in vennootschappen moet sinds mensenheugenis een registratierecht betaald worden. Een inbreng in een vennootschap wil volgens het Hof van Cassatie zeggen dat een vermogensbestanddeel ter beschikking wordt gesteld van de vennootschap ter verwezenlijking van haar doel. Die inbreng moet als deel van het maatschappelijk kapitaal in de regel in de vennootschap blijven om er te participeren in de risico's van de onderneming en de schuldeisers tot waarborg te strekken. In wezen kunnen twee soorten inbrengen gebeuren: een inbreng in geld en een inbreng in natura. In het eerste geval wordt simpelweg contant geld gestort naar de vennootschap bij oprichting. Wordt iets anders dan geld ingebracht, dan gaat het om een inbreng in natura. Daarbij moet het gaan om vermogensbestanddelen die naar economische maatstaven kunnen worden gewaardeerd, met uitsluiting van verplichtingen tot het verrichten van werk of van diensten. Dus kan het gaan om een al dan niet gebouwd onroerend goed, een vruchtgebruik, uitvindingoctrooien, goodwill, know-how, … Een inbreng kan niet alleen gebeuren bij oprichting. Via een latere kapitaalverhoging kan een bijkomende inbreng in geld of in natura gebeuren. Tevens kan het statutair kapitaal verhoogd worden, zonder nieuwe inbreng, door bijvoorbeeld reserves (niet uitgekeerde winsten) in kapitaal te incorporeren.

Op al deze inbrengen moet tot op vandaag een inbrengrecht betaald worden van 0,5 procent (art. 115, 115bis en 116 W.Reg.) als de vennootschap haar zetel van werkelijke leiding in België heeft of haar statutaire zetel in België heeft en de zetel der werkelijke leiding buiten het grondgebied van de Europese Unie. Een Belgische vennootschap die in België enkel een postbus heeft met zetel van werkelijke leiding in Zwitserland, moet toch Belgisch registratierecht betalen op inbrengen in de Belgische vennootschap. Ondanks het feit dat de vennootschap haar werkelijke leiding niet in België heeft.

Europese vennootschap

De regering heeft nu het plan dit inbrengrecht van 0,5 procent tot nul te herleiden vanaf 01.01.2006. In de ontwerp memorie van toelichting roept Verhofstadt II een dubbele reden in. De eerste is te zoeken in de mogelijkheid sinds 08.10.2004 een Europese vennootschap (SE of Societas Europeae) op te richten. Typisch aan een SE is dat ze niet zondermeer nieuw kan opgericht worden. Ze moet in de regel gevormd worden via bestaande vennootschappen uit minstens twee verschillende lidstaten. De SE kan opgericht worden via een aantal technieken: een fusie, de oprichting van een holding en de omzetting van een naamloze vennootschap. Bij de oprichting van een SE is het dus waarschijnlijk dat nogal wat inbrengen zullen gebeuren door de oprichtende vennootschappen. Vandaar dat België wil vermijden dat het verder bestaan van een inbrengrecht van 0,5 procent remmend zou werken. Als tweede reden verwijst de regering naar de uitbreiding van de Europese Unie op 01.05.2004 met tien leden. Ze wil verhinderen dat het huidige tarief van 0,5 procent de concurrentiepositie van de Belgische ondernemingen zou verzwakken ten aanzien van lidstaten waar het inbrengrecht geringer is of zelfs onbestaande is.

Merkwaardig genoeg wordt het inbrengrecht als dusdanig niet afgeschaft. Het recht blijft theoretisch bestaan, maar wordt herleid tot nul. Naar verluid zou de reden daarvan te zoeken zijn in het feit dat het schrappen van de betrokken artikelen binnen het registratiewetboek, gevolgen zou kunnen hebben voor andere artikelen binnen hetzelfde wetboek. Het afschaffen van het inbrengrecht vraagt daardoor een diepgaande analytische studie. Vandaar de keuze om meteen het nultarief in te voeren. De fiscus moet dan bestuderen hoe de effectieve afschaffing van het inbrengrecht kan verwezenlijkt worden.

Dit alles betekent dat kapitaalvorming binnen Belgische vennootschappen een beetje goedkoper zal worden vanaf 01.01.2006. Alhoewel dat enkel bij belangrijke kapitaalbedragen echt zal gevoeld worden. Zo zal dit bij de oprichting van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid voor het minimumkapitaal een toch wel erg bescheiden besparing opleveren van 92,75 EUR.

Maar bij dit alles mag niet uit het oog verloren worden dat het inbrengrecht op onroerende goederen die gedeeltelijk of geheel tot bewoning aangewend worden of voor bewoning bestemd zijn en door een natuurlijke persoon ingebracht worden, behouden blijft op het tarief dat geldt bij verkopingen. Wat betekent dat voor dergelijke onroerende goederen in Vlaanderen het inbrengrecht van 10 procent zondermeer overeind blijft. Vluchten met woningen in vennootschappen zal dus bij voortduring een dure grap blijven.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 7 april 2005.