TERUGWERKENDE KRACHT RV OP LIQUIDATIEBONI VERNIETIGD

De heffing van de roerende voorheffing op liquidatieboni, scheidingsaandelen en inkopen eigen aandelen is door het Arbitragehof vernietigd voor zover die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vóór 01.01.2003. Maar de invoering met terugwerkende kracht werd in de inkomstenbelastingen niet ongedaan gemaakt. Kan de fiscus het verlies aan roerende voorheffing nog compenseren via de gewone inkomstenbelastingen?

Door de wet tot wijziging van de vennootschapsbelasting en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken van 24.12.2002 is een belasting van 10 procent op inkoop eigen aandelen, scheidingsaandelen en liquidatieboni ingevoerd. In het Staatsblad van 23.04.2002 werd via het "day of announcement" principe gemeld dat de wet met terugwerkende kracht zou gelden. Voor inkoop eigen aandelen en scheidingsaandelen bleef het simpel. Als die waren gebeurd vanaf 01.01.2002, was daarop met terugwerkende kracht de 10 procent van toepassing. Bij een vereffening moeten drie gevallen onderscheiden worden. Is de vereffening gesloten uiterlijk op 24.03.2002 dan is geen roerende voorheffing verschuldigd. Is de vereffening gesloten vanaf 25.03.2002 of staat ze nog open, dan moeten twee gevallen onderscheiden worden. Zijn reeds liquidatieboni uitgekeerd vóór 01.01.2002 dan geldt nog de vrijstelling van roerende voorheffing. Zijn ze echter uitgekeerd vanaf 01.01.2002, dan volgt retroactieve belastbaarheid aan 10 procent. Het onlogische in deze inwerkingtreding is dat de burger pas op 23.04.2002 wist dat deze wet tot het begin van 2002 zou terugwerken. Is dergelijke terugwerkende kracht geoorloofd? Het Arbitragehof gaf zijn mening op 23.06.2004. Het Hof vertrekt van het algemeen principe dat een fiscaalrechtelijke regel slechts als retroactief kan worden gekwalificeerd wanneer hij van toepassing is op feiten, handelingen en toestanden die definitief waren voltrokken op het ogenblik dat hij in werking is getreden.

Inkomsten belastingen

Inzake inkomstenbelasting ontstaat volgens het Hof de belastingschuld definitief op de datum van afsluiting van de periode waarin de inkomsten die de belastingbasis uitmaken, verworven zijn. Uit artikel 360 van het W.I.B. 1992 volgt dat er geen onherroepelijk vastgelegde toestand bestaat vóór de afsluiting van het belastbaar tijdperk. Voor de aandeelhouders of vennoten ontstaat de fiscale schuld in de globale inkomstenbelasting op de laatste dag van het belastbaar tijdperk, om 24 uur. Een wet die vóór dat tijdstip nieuwe belastbare feiten of grondslagen invoert, heeft in die zin geen terugwerkende kracht. Dat betekent dat wijzigingen in het taxatiesysteem kunnen aangebracht worden voor inkomstenjaar 2002 tot uiterlijk 31.12.2002. Gezien de wijzigingen voor de belastbaarheid van liquidatieboni, scheidingsaandelen en inkopen eigen aandelen in het Staatsblad van de laatste dag van 2002 verschenen, mag deze retroactiviteit inzake inkomstenbelastingen wel. Neem het voorbeeld van een Belgische belastingplichtige die op 01.04.2002 een liquidatiebonus kreeg van 100 van een buitenlandse vennootschap. De genieter moest die 100 aangeven in zijn aangifte in de personenbelasting over het aanslagjaar 2003. De fiscus zal hem dan 10 aanrekenen. Dat hij die belasting maar kende op 31.12.2002 doet daar niets aan af. Voor die belastingplichtige is de retroactiviteit geoorloofd.

Roerende voorheffing

Maar bij roerende voorheffing ligt dat anders. Bij dit soort belasting ontstaat de belastingschuld definitief op de datum van de toekenning of betaalbaarstelling van de uitkeringen. Hier is volgens de magistraten wél sprake van terugwerkende kracht. De wetgever voert een nieuwe voorheffing in op toestanden die definitief waren voltrokken. Dus vernietigt het Arbitragehof de nieuwe ingevoerde roerende voorheffing voor vereffenings- en verkrijgingsuitkeringen die toegekend of betaalbaar zijn gesteld vóór 01.01.2003. Arbitrage grijpt dus terug naar 31.12.2002 als scharnierdatum en niet naar 23.04.2002, de dag dat de intentie tot instelling van een roerende voorheffing via een bericht in het Belgisch Staatsblad verscheen. Zo’n bericht heeft immers geen bindende kracht.

Vraag is nu of door de vernietiging van de inhoudingplicht van roerende voorheffing, de fiscus de genieter van een inkoop eigen aandelen, het scheidingsaandeel of de liquidatiebonus niet kan taxeren via de gewone aangifte in de personenbelasting. Kan de fiscus hier een “claw back” doen en berichten van wijziging opmaken om via de gewone taxatieprocedure de verloren roerende voorheffing toch nog bijeen te harken? De retroactiviteit inzake inkomstenbelastingen is immers niét vernietigd. Een heikel punt. Dinsdag werd aan minister REYNDERS in de Kamercommissie precies deze vraag gesteld. De minister zei dat hij op deze vraag niet wenste in te gaan (CRIV 51 COM 313, p. 6). Merkwaardig. Wel zei hij dat een vennootschap die de roerende voorheffing heeft betaald, gedurende zes maanden vanaf de publicatie van de arresten in het Staatsblad, de terugvordering kan vragen via een bezwaarschrift (art. 18 Wet 06.01.1989).

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 1 juli 2004.