WANNEER MAG EEN EERSTE AFSCHRIJVING GEBOEKT WORDEN?

Soms doet een ondernemer op het einde van een goed boekjaar nog een forse investering om extra afschrijvingen te kunnen boeken en zo minder belasting te betalen. Maar als dat actief niet meteen geleverd wordt, kan dit dan wel?

In 1988 kocht een vennootschap drie nieuwe vrachtwagens voor 200.000 EUR. Ze werden maar geleverd eind 1989. De vennootschap betaalde in 1988 een voorschot van 40.000 EUR. De bestelbon vermeldde dat pas als het volledige verkoopbedrag was betaald, de vrachtwagens zouden geleverd worden. Toch schreef de vennootschap in 1988 de drie vrachtwagens degressief af over vijf jaar zodat een kost van 80.000 EUR werd geboekt. De fiscus controleerde boekjaar 1988 en weigerde de afschrijving op het niet betaald gedeelte van de aankoopprijs. De afschrijving werd dus herleid tot 16.000 EUR (40.000 x 0.4). Als motivatie voor deze aanpassing stelde de fiscus dat afschrijvingen enkel kunnen in twee gevallen. Als het actief tijdens het belastbaar tijdperk werkelijk in bezit is gekomen van de vennootschap of als deze er tijdens het belastbaar tijdperk juridisch eigenaar van wordt door een voltrokken koop met onmiddellijke eigendomsoverdracht (zie Com.I.B. 1992, 61/84-85). De eerste mogelijk is meteen helder: van zodra de nieuwe vrachtwagen op de parking rijdt van de koper, is hij afschrijfbaar. In de tweede mogelijkheid is die vrachtwagen nog niet in het bezit van de vennootschap maar is hij wel al geïndividualiseerd op naam van de vennootschap met eigendomsoverdracht. Stel dat de vrachtwagen van de band rolt en er meteen een plakker op komt met de naam op van de koper, dan kan de afschrijving vanaf dat moment. Maar dan moet in de verkoopsovereenkomst wel bepaald zijn dat hij vanaf dat tijdstip eigendom wordt van de koper. De fiscus laat wel toe dat een voorschot meteen wordt afgeschreven. Wat de betrokken controleur in deze casus netjes toepaste. Maar zijn al deze regels wel correct?

Het Hof van Beroep te Antwerpen (Antwerpen, 3 juni 2003, F.J.F., No. 2000/110) gaf een duidelijk antwoord. Voor het Hof argumenteerde de belastingplichtige dat van zodra er wilsovereenstemming is tussen partijen over voorwerp en prijs, de koper eigenaar is van het goed, zodat een afschrijving moet kunnen. Het Hof is het met deze afleiding eens. Als de wilsovereenstemming er is, wordt de koper eigenaar van het goed, ook al is de prijs nog niet betaald of is het goed nog niet geleverd. Maar het goed moet dan wel geïndividualiseerd zijn. Gezien in 1988 het chassis- of motornummer nog niet gekend was, kon eind 1988 van een individualisatie nog geen sprake zijn. Bovendien stond in de bestelbon te lezen dat de vrachtwagens maar zouden geleverd worden als de volledig koopsom vooraf was betaald. Dus ging het hier volgens het Hof duidelijk om een koop met uitstel van eigendomsoverdracht. Het actief is tijdens 1988 niet geleverd en het ging ook niet om een voltrokken koop met onmiddellijke eigendomsoverdracht. Dus kon een afschrijving niet.

Maar het Hof gaat in op een tweede argument. Volgens het boekhoudrecht moet een afschrijvingskost geboekt worden om de aanschaffingskost van een actief met beperkte gebruiksduur te spreiden over de waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur (art. 45, eerste lid K.B. W.Venn.). Om boekhoudrechtelijk een afschrijving te mogen boeken, moet de onderneming dus niet aantonen dat tijdens het boekjaar een werkelijke waardevermindering heeft plaatsgevonden. Fiscaal is dat wél vereist. Afschrijvingen worden fiscaal enkel als beroepskosten aangemerkt voor zover ze samengaan met een waardevermindering die zich in het belastbare tijdperk werkelijk heeft voorgedaan (art. 61, eerste lid W.I.B. 1992). De vennootschap moet dus de werkelijkheid van de waardeverminderingen bewijzen. Dat deed ze niet. Dus is dit volgens het Hof een tweede reden om de afschrijving te weigeren.

Op basis van dit arrest mag dus gezegd worden dat de fiscus het bij het rechte eind heeft in zijn commentaar. Op het einde van het boekjaar nog snel een actief kopen dat evenwel pas in het volgens boekjaar zal geleverd of geïndividualiseerd worden, is zo goed als een doodlopende straat inrijden. Jammer is wel dat de belastingplichtige het Hof de stelling van minister REYNDERS nog niet kon voorleggen waarin die stelt dat een afschrijving kan van zodra de vennootschap economisch eigenaar wordt van een actief met beperkte levensduur. De minister poneerde deze nieuwe visie immers pas in november vorig jaar (zie krant 21.11.2003). In die stelling kan men stellen dat een actief mag afgeschreven worden van zodra een gesloten transactie niet meer geannuleerd kan worden zonder significante schadevergoeding. Stel dat van bij het tekenen van de bestelbon eind 1988 de vennootschap niet meer onder het contract uit kon dan mits een forse schadevergoeding te betalen, dan zou de afschrijving gekund hebben vanaf die datum.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 27 mei 2004.