AANGIFTE SPECIAAL ONTBONDEN VENNOOTSCHAPPEN NAAR AF

Het is een oud zeer dat de fiscus sinds 1990 de in vereffening gestelde vennootschappen een aangifte speciaal opstuurt als het ontbindingsbesluit op een andere datum valt dan de einde-boekjaar-datum. Toen volksvertegenwoordiger VAN PARYS in 1997 aan de minister vroeg op welk wetsartikel hij zich steunde om dat te doen, bleef MAYSTADT het antwoord schuldig. Nu ook de fiscale rechtbanken van eerste aanleg deze praktijk verwerpen, kiest de fiscus eieren voor zijn geld.

Indien een vennootschap wordt ontbonden in de loop van een boekjaar, eiste de administratie der directe belastingen tot voor kort steeds twee aangiftes. Eén voor de periode van het begin van het boekjaar tot de dag van de ontbinding. Een tweede voor het tijdperk van de dag na het ontbindingsbesluit tot de laatste dag van het boekjaar. Deze werkwijze stamt uit de tijd vóór de inwerking­treding van de Wet van 22.12.1989. Bij ontbindingen die vóór 01.01.1990 plaatsvonden, werden de betrokken vennootschappen tijdens de vereffeningsperiode onderworpen aan een belastingstelsel dat flink verschilde van het regime dat gold bij volle leven van de vennootschap. Vennootschappen die worden ontbonden vanaf 1990 blijven echter aan de normale regels van de vennootschapsbelasting onderworpen (art. 208 W.I.B. 1992). Ondanks de wetswijziging bleef de fiscus halsstarrig het oude aangiftesysteem toepassen.

In 1997 vroeg volksvertegenwoor­diger Tony VAN PARYS op welk artikel de administratie zich steunde om twee afzonderlijke aangiftes te eisen. De minister hield zijn antwoord kort. Zijn gespecialiseerde diensten hadden de opdracht gekregen deze problematiek grondig te onderzoeken en eventueel voorstellen uit te werken om een en ander op wetgevend vlak te regelen (PV nr. 1004 VAN PARYS, 06.08.1997). Met andere woorden: de minister vond in het wetboek geen bepaling waarop hij zich kon steunen om de werkwijze van de administratie te rechtvaardigen.

In een reeds in 1990 gestelde parlementaire vraag verwees de minister naar het advies 110/7 van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen (C.B.N.) in een poging om een en ander te verantwoorden (PV nr. 90 DE CLIPPELE, 09.02.1990). Maar in dat advies stelt de C.B.N. juist dat geen expliciete wettelijke verplichting bestaat om twee jaarrekeningen op te maken. Dezelfde vraag die VAN PARYS stelde werd ook nog eens overgedaan door GOOVAERTS in 1998. Ook toen antwoordde de minister dat de fiscus bezig is deze materie te onderzoeken. Maar de senator merkte terecht op dat de werkwijze van de administratie nadelige gevolgen kan hebben. Stel dat de betrokken vennootschap in het boekjaar van de ontbinding gedurende de periode vóór de ontbinding nog fiscale winst maakt en tijdens het tijdperk daarna enkel nog fiscale verliezen boekt. In dat geval zal de belastingplichtige op de eerste winst belasting betalen en dit niet kunnen compenseren met het verlies behaald in de periode na de ontbinding. Is het verlies groter dan de winst dan zou hij geen belasting betaald hebben indien de fiscus maar één aangifte voor dat belastbaar tijdperk zou geëist hebben (PV nr. 813 GOOVAERTS, 30.01.1998).

Circulaire

Ook de rechtbanken van eerste aanleg in Luik (Rb. Luik, 22 oktober 2003, F.J.F., No. 2003/258) en Antwerpen (Rb. Antwerpen, 11 december 2002, niet gepubliceerd) deden hun duit in het zakje. In twee korte vonnissen stelden beide dat een vennootschap die in vereffening is gesteld geen aangifte speciaal moet indienen voor de periode die betrekking heeft op het begin van het boekjaar tot aan de datum van haar ontbinding.

Vooral deze twee vonnissen hebben de fiscus bekeerd. Op 10.12.2003 vaardigde de fiscus een klare circulaire uit (Fisc. Act., 2004/4, Ci.RH.81/557.698). Daarin legt de fiscus zich neer bij de geciteerde vonnissen. De aangifte speciaal mag niet langer gevraagd worden. Bijgevolg wordt de gewraakte passus uit de commentaar geschrapt (Com.I.B. 1992, 305/38, derde lid, 2°). De circulaire geldt meteen in alle stadia van de procedure. Hangende en toekomstige betwistingen inbegrepen.

Deze zaak is dus eindelijk uitgeklaard. Veertien jaar na de inwerkingtreding van het nieuwe vereffeningstelsel. Het invullen van de aangifte speciaal die de fiscus toestuurde was trouwens niet het probleem. Wel dat hij om een extra jaarrekening vroeg. Wat betekende dat als de datum van ontbinding een andere datum had dan de einde-boekjaar datum van de vennootschap, drie jaarrekeningen de revue moesten passeren bij vennootschappen met volkomen rechtspersoonlijkheid. Eén die diende als staat van actief en passief voor het revisoraal verslag bij de ontbinding (art. 181, tweede lid W.Venn.), één als basis voor de aangifte speciaal en één statutaire voor in principe het hele boekjaar. Gelukkig valt daar nu eentje van weg. De vraag is wie zal opdraaien voor de extra kost van de jaarrekening die de fiscus buitenwettelijk vroeg. De fiscus? Bah neen. Het zal de brave ondernemer zijn die ook dat d’er nog eens zal bijnemen.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 29 januari 2004.