SOMMIGE RESTORNO’S MOETEN ALTIJD VERANTWOORD WORDEN MET EEN FICHE

Sommige commissies en restorno’s zijn pas als beroepskost aftrekbaar als ze op een fiche 281.50 en een samenvattende opgave 325.50 worden verantwoord. Gebeurt dat niet, dan zijn ze niet aftrekbaar in de personenbelasting. Bij een vennootschap moet een boete betaald worden van 309 procent van de betaalde commissie of het gegeven restorno. Het Hof van Beroep te Brussel moest vorig jaar oordelen of in het geval een groothandelaar bij elke levering van 10 producten één product gratis als cadeau geeft, voor dat cadeau een fiche moet opgesteld worden.

Het Wetboek Inkomstenbelasting voorziet voor een aantal kosten een bijzonder meldingsmechanisme. Voor sommige kosten moet een individuele fiche en een bijhorende samenvattende opgave opgemaakt worden. De reden waarom deze bepaling in 1980 werd ingevoerd, ligt voor de hand. De wetgever wil de fiscus een extra wapen geven om te controleren of diegene aan wie een vergoeding wordt betaald, daarop ook belastingen betaalt. Als een handelaar natuurlijk persoon zijn advocaat betaalt, moet die vennootschap daarvan een fiche opstellen en overmaken aan de fiscus. Zo kan de fiscus controleren of die advocaat dat ontvangen ereloon ook daadwerkelijk heeft aangegeven.

Maar de verplichting om dergelijke fiches op te stellen geldt uiteraard niet in alle gevallen. De verplichting bestaat voor drie soorten vergoedingen (art. 57 W.I.B. 1992). In deze bijdrage gaat het over de eerste categorie waar het meest discussie rond bestaat. Art. 57, 1° W.I.B. 1992 stelt dat fiches moeten opgesteld worden voor commissies, makelaarslonen, handels- of andere restorno’s, toevallige of niet-toevallige vakantiegelden of erelonen, gratificaties, vergoedingen of voordelen van alle aard die voor de verkrijgers beroepsinkomsten zijn. Erelonen betaald aan een advocaat zijn dus een treffend voorbeeld. Deze fiches en opgaven moeten ingediend zijn voor 30 juni van het jaar na dat waarop deze "betalingen" betrekking hebben (art. 30, laatste lid K.B. W.I.B. 1992).

Wanneer moet fiche gemaakt worden?

Wat moet daar nu allemaal onder begrepen worden? Hier brengen de parlementaire voorbereidingen en de commentaar van de fiscus uitsluitsel. Het opstellen van een fiche moet niet gebeuren voor vergoedingen betaald aan ondernemers die onderworpen zijn aan de Boekhoudwet (Wet 17.07.1975) voor zover zij tevens onderworpen zijn aan de verplichting binnen het W.B.T.W. om facturen uit te reiken (Com.I.B. 1992 57/62; deze passus komt uit de voorbereidende werken bij de wet van 08.08.1980). Dus als een handelaar verkoopt aan een andere handelaar, moeten de fiches niet opgemaakt worden. Een handelaar zal in de regel én de Boekhoudwet moeten toepassen en facturen moeten uitreiken conform het W.B.T.W. Maar stel dat een architect zonder vennootschap wordt betaald door een handelaar, dan moet toch een fiche opgemaakt worden. Die architect is weliswaar ten volle onderworpen aan de B.T.W. wetgeving maar valt buiten het toepassingsgebied van art. 1 van de Boekhoudwet (Wet 17.07.1975). Heeft die architect wel een vennootschap, dan is de Boekhoudwet wél van toepassing en is het maken van een fiche niet verplicht.

Worden deze fiches en opgaven niet (tijdig) ingediend, dan komen de kosten die er hadden moeten opstaan niet in aanmerking als aftrekbare beroepskosten binnen de personenbelasting. Deze sanctie geldt niet voor ondernemingen die onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting. Voor die belastingplichtigen blijven de niet-verantwoorde kosten aftrekbare beroepskosten (art. 197 W.I.B. 1992). Daar staat echter tegenover dat op die kosten een afzonderlijke aanslag zal gevestigd worden van 300 procent (art. 219 W.I.B. 1992; nog steeds te verhogen met 3 procent crisisbelasting conform art. 463bis W.I.B. 1992). Een magere troost is dat deze bijkomende aanslag in het jaar dat hij geboekt wordt, aftrekbaar is als beroepskosten. Hij kost dus maar 120 procent van de niet-verantwoorde kosten. Een vreselijke sanctie dus.

Voor elke 10, één gratis

Maar stel nu eens dat een groothandel in farmaceutische producten die enkel levert aan apothekers, regelmatig hoeveelheidskortingen toestaat. Bij grote bestellingen Mycolog en Microlax ontvangen de apothekers bij de aankoop van 10 producten, een elfde gratis. Moest de groothandelaar nu fiches opgemaakt hebben voor dat elfde product? De fiscus meent van wel. De toekenning van gratis producten zijn handelsrestorno’s. Dus had de farmaceutische vennootschap fiches moeten opstellen. Die vennootschap was het daar niet mee eens en bestrijdt het standpunt van de fiscus. Zo komt de zaak voor het Hof van Beroep te Brussel (Brussel, 13 juni 2001, F.J.F., No. 2001/195).

Het Hof geeft de fiscus gelijk. De belastingplichtige stelde dat uit de voorbereidende werken kan afgeleid worden dat fiches moeten opgesteld worden voor handelsrestorno’s die in geld worden uitbetaald. Het elfde product werd steeds in natura verstrekt. Dus moest naar de mening van de groothandelaar daarvoor geen fiche opgemakt worden. Maar het Hof vindt dat uit de voorbereidende werken net het omgekeerde blijkt. Voor restorno’s in natura moet steeds een fiche worden opgesteld. Ook al valt de begunstigde onder de boekhoudwetgeving en moet hij krachtens de B.T.W. facturen uitreiken.

Dit is zondermeer een zeer hard arrest. Het ging in het besproken geval om vijf procent van de omzet. Alle gratis verstrekte producten hadden een waarde van om en nabij 250.000 EUR. Reken daar maar de aanslag van 309 procent op uit. Je zou voor minder een hartstilstand doen. Het is des te erger als men weet dat de fiscus in zijn eigen commentaar stelt dat geen fiches moeten opgemaakt worden voor handelsrestorno's die rechtstreeks in mindering worden gebracht op de facturen betreffende de leveringen waarop de restorno's betrekking hebben wanneer die facturen, met deze verminderingen, in de boeken worden ingeschreven (Com.I.B. 1992 57/64). Dus als de farmaceutische groothandelaar 11 producten had gefactureerd en daar één product had van afgetrokken als korting met duidelijke vermelding op de factuur, dan had geen fiche moeten opgemaakt worden. Om de regel nog absurder te maken stelde de minister van Financiën dat als deze korting via een afzonderlijke creditnota wordt toegekend, toch een fiche moet opgemaakt worden (zie Bull. Bel., nr. 774, p. 1863; zie ook De Fiscale Koerier, 2001/320). Dus als eerst 11 producten via een reguliere factuur worden aangerekend en (meteen) daarna een creditnota wordt uitgeschreven voor één product, moet toch de fiche opgemaakt worden. Wij zijn een volk dat sterk is in vormvereisten.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 15 februari 2002.