GEEN AFSCHRIJVINGEN OP BLOTE EIGENDOM

Zeker in het begin van de negentiger jaren zijn nogal wat patrimoniumvennootschappen opgericht. De redenen daartoe waren niet altijd even duidelijk. Vaak hadden de oprichters schrik voor de successierechten op het bijeengespaard onroerend patrimonium. In die tijd kon trouwens nog een inbreng van woonhuizen aan 0,5 procent. Opdat de oprichters niet meteen de huurgelden zouden moeten afstaan aan de vennootschap, behielden zij zich een levenslang vruchtgebruik voor. De Commissie voor Boekhoudkundige Normen (C.B.N.) stelde daarbij dat de vennootschap, die enkel de blote eigendom van de onroerende goederen had, niet kon afschrijven op de blote eigendom. Dat werd intussen bevestigd door het Hof te Brussel.

Patrimoniumvennootschappen zijn voor sommigen de ultieme redding om een opgebouwd privé-patrimonium aan de gretige klauwen van de fiscus te onttrekken. Zo wordt een onroerend patrimonium doorgegeven aan de kinderen, zonder dat successierechten moeten betaald worden. Na de oprichting zullen de ouders hun aandelen die zij hebben in de vennootschap schenken aan hun kinderen. De fiscus aanvaardt in beginsel de handgift van aandelen aan toonder zonder dat daarbij een authentieke akte verleden wordt. Bijgevolg kunnen die aandelen vrij van schenkingsrechten in de handen van de kinderen komen zonder dat belastingen betaald worden. Dit kan uiteraard niet voor de onroerende goederen zelf. In het geval van schenking van onroerende goederen is immers altijd een akte voor notaris noodzakelijk zodat het betalen van schenkingsrechten een noodzaak is.

Maar bij dit alles moet herinnerd worden aan de regel dat enkel inbrengen van onroerende goederen, andere dan die welke gedeeltelijk of geheel tot bewoning aangewend worden of bestemd zijn en door een natuurlijke persoon ingebracht worden, in burgerlijke vennootschappen of handelsvennootschappen waarvan de zetel van werkelijke leiding in België gevestigd is, of de statutaire zetel in België en de zetel van werkelijke leiding buiten het grondgebied van de lidstaten de Europese Unie gevestigd is, onderworpen worden aan het recht van 0,5 procent (art. 115bis W.Reg.). Een kantoorgebouw van 10 mln. BEF inbrengen in een vennootschap tegen een vergoeding met aandelen kost 50.000 BEF. Als het een pand is dat tot bewoning wordt aangewend, is het gemene registratierecht verschuldigd. Dan kost het dus 1.250.000 BEF.

Wordt de schenking van de aandelen door de ouders aan hun kinderen goed op poten gezet, dan lijken de kinderen op rozen te zitten. Belangrijk is dat aan de datum van de schenking een vaste of semi-vaste datum wordt gegeven. Dit kan eenvoudig gebeuren door de kinderen een bedankingsbrief te laten schrijven naar de ouders en daarbij de techniek van de briefenvelop te gebruiken. Dit houdt in dat die brief wordt geschreven op het papier van de envelop zodat op de ommezijde van de tekstkant, de poststempel te zien is. En na deze operatie maar hopen dat pa en ma nog lang van de herfst van hun leven mogen genieten. In elk geval best drie jaar dag op dag na datum van de schenking. Het is immers noodzakelijk dat de schenking drie jaar vóór het overlijden heeft plaatsgevonden. Zoniet zullen vooralsnog successierechten verschuldigd zijn.

Doornen

De kinderen mogen dan al op rozen zitten. De ouders krijgen de doornen. De huurgelden die zij vroeger ontvingen, vallen weg. Zij worden voortaan geïnd door de patrimoniumvennootschap. Deze kan de ouders wel een inkomen uitkeren, maar in dat geval komt de personenbelasting uiteraard opnieuw op de proppen.

Die doornen doen des te meer pijn wanneer het gaat om onroerende goederen verhuurd aan natuurlijke personen, die het in huur genomen onroerend goed noch geheel, noch gedeeltelijk gebruiken voor het uitoefenen van hun beroepswerkzaamheid. In dat geval (dus zonder patrimoniumvennootschap) wordt de verhuurder in de personenbelasting enkel belast op het kadastraal inkomen (vermenigvuldigd met 1,4 en geïndexeerd; voor inkomstenjaar 2001 bedraagt de indexcoëfficiënt 28,57) van het betrokken onroerend goed, wat ook de reële bruto-huur op jaarbasis mag zijn. Stel dat het (geïndexeerd) kadastraal inkomen van een mooie villa 100.000 BEF is en u die kan verhuren voor 30.000 BEF per maand. Dan ontvangt u op jaarbasis 360.000 BEF. U betaalt echter maar belasting op 179.998 BEF. Zelfs bij een marginaal tarief van 60 procent (incl. aanvullende gemeentebelasting) in de personenbelasting betaalt u aldus 107.999 BEF voor een inkomen van 360.000 BEF, zijnde een tarief van 30 procent. Gezien het marginale tarief, zeker niet slecht.

Als de ouders eenzelfde 360.000 BEF inkomen uit de patrimoniumvennootschap willen, kan dat uiteraard. Keren ze zich een dividend uit, dan kost dat in het beste geval toch 49 procent belasting (40,17 procent vennootschapsbelasting en 15 procent roerende voorheffing op voorwaarde dat de vennootschap is opgericht na 31.12.1993 en de aandelen op naam zijn, of aan toonder zijn en in open bewaring zijn gegeven vanaf hun uitgifte bij een Belgische financiële instelling).

Truuk

De "truuk" die regelmatig is gebruikt, bestaat erin toepassing te maken van de splitsing van volle eigendom in naakte eigendom en vruchtgebruik. Het Burgerlijk Wetboek definieert vruchtgebruik immers als het recht om van een zaak waarvan een ander de eigendom heeft, het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, maar onder verplichting om de zaak zelf in stand te houden (art. 578 B.W.). Het vruchtgebruik is een zakelijk recht om het goed van een ander te gebruiken. Voorts is het een tijdelijk recht dat vaak eindigt door de dood van de vruchtgebruiker (art. 617 B.W.).

Bij de oprichting van een patrimoniumvennootschap wordt dan ook als volgt tewerk gegaan : enkel de naakte eigendom van de onroerend goed wordt ingebracht in de vennootschap. Bijgevolg behoudt de inbrenger het vruchtgebruik van het goed voor de duur van zijn verdere leven. Dit betekent logischerwijze dat de natuurlijke persoon de huur zal blijven ontvangen en het voordelig fiscale stelsel kan blijven toepassen.

Maar ...

Een te mooi verhaal om helemaal waar te zijn. Het leek erop dat met de uiteengezette 'truuk' de roos zonder doornen was geplukt. Het schoentje wringt echter bij de patrimoniumvennootschap. In de praktijk werd vaak de vraag gesteld of de patrimoniumvennootschap de aanschaffingswaarde van de naakte eigendom mag afschrijven gedurende de periode dat zij niet over het genot van het onroerend goed beschikt. Het kamp was verdeeld tot de vraag werd gericht naar de C.B.N. In haar advies met betrekking tot de verwerving door een onderneming van de naakte eigendom van een onroerend goed stelt zij echter dat de patrimoniumvennootschap geen systematische afschrijving mag toepassen. Zij steunt zich daarbij op de tekst van art. 12 van het K.B. 08.10.1976. Deze bepaling stelt immers dat afschrijvingen ten laste worden genomen van de resultatenrekening indien het gaat om vaste activa waarvan de gebruiksduur beperkt is om aldus het bedrag van de aanschaffingswaarde te spreiden over de waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur van het vast actief. De wet legt volgens de CBN een rechtstreeks verband tussen de tenlasteneming van de kosten van de vaste activa via afschrijvingen en hun gebruik door de onderneming. Vermits de patrimoniumvennootschap het onroerend goed niet kan gebruiken, kan zij het ook niet systematisch afschrijven. Dit C.B.N.-standpunt sluit aan bij het "matching principle".

Dit C.B.N.-advies zegt dus enkel dat de patrimoniumvennootschap het gebouw niet verder mag afschrijven. Dit advies werd intussen bevestigd door het Hof te Brussel (Brussel, 25 mei 2001, T.F.R., nr. 2001/80). In een bespreking van het arrest door VAN CROMBRUGGE wordt tevens ingegaan op de vraag of bij vereniging van blote eigendom met het vruchtgebruik bij het overlijden van de (langstlevende) vruchtgebruiker een belastbare winst ontstaat. Het antwoord is ontkennend. Door de beëindiging van het vruchtgebruik komen er geen nieuwe waarden in het ondernemingsvermogen. Het zijn bestaande goederen die nu gebeurlijk meer waard zijn geworden (door vereniging van het vruchtgebruik met de naakte eigendom). Alsdan kan men ook volgens de C.B.N. een herwaarderingsmeerwaarde boeken.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 21 december 2001.