MAG DE FISCUS UW KASTEN OPENTREKKEN TIJDENS EEN CONTROLE?

De fiscus heeft het recht de beroepslokalen van de belastingplichtige te controleren. Maar de vraag is wat hij zoal mag uithalen tijdens het bezoek aan een lokaal waar de belastingplichtige activiteiten uitoefent. Mag hij een bureaulade opentrekken en daar de inhoud van analyseren? Mag hij om het even welke kast opendoen en elke kaft zorgvuldig onderzoeken? Het Hof van Beroep te Antwerpen geeft in twee arresten een duidelijk antwoord op deze vragen. Het mag niet.

Binnen het Wetboek Inkomstenbelastingen (W.I.B. 1992) heeft de fiscus het recht de beroepslokalen van een belastingplichtige te controleren. Daartoe hebben de ambtenaren vrije toegang tot hun beroepslokalen, zoals fabrieken, werkplaatsen, werkhuizen en magazijnen, bergplaatsen, garages of tot hun terreinen die als werkplaats, werkhuis of opslagplaats van voorraden dienst doen. Dat betekent dat de fiscus de gebouwen die eigendom zijn van de belastingplichtige samen met die waar de onderneming een gebruiksrecht op heeft (bijvoorbeeld via huur of leasing), mag bezoeken. De ambtenaren moeten bij dergelijke controles hun aanstellingsbewijs kunnen voorleggen. Het onderzoek dient trouwens te gebeuren tijdens de uren dat een werkzaamheid in de beroepslokalen wordt uitgeoefend. Dit betekent niet dat de controles enkel overdag kunnen gedaan worden. Als de onderneming nachtwerk doet, mag ook tijdens de nacht het bezoekrecht uitgeoefend worden. In de wet staat ook expliciet wat het doel van het bezoekrecht is. Het bezoekrecht is door de wetgever voorzien om twee redenen. Het moet aan de belastingambtenaren de mogelijkheid verschaffen de aard en de belangrijkheid van de uitgeoefende werkzaamheden vast te stellen. Tevens moet het hen toelaten het bestaan, de aard en de hoeveelheid van de voorraden en voorwerpen van alle aard na te zien zoals installaties en rollend materieel.

De ambtenaren hebben ook vrije toegang tot alle andere lokalen, gebouwen, werkplaatsen of terreinen waar werkzaamheden verricht of vermoedelijk verricht worden. Daarmee worden de lokalen bedoeld die geen eigendom zijn van de belastingplichtige of waar hij geen permanent gebruiksrecht op heeft. Meteen is duidelijk dat de fiscus ook de plaatsen kan bezoeken die de onderneming tijdelijk gebruikt voor haar beroepswerkzaamheden. Denk maar aan werven van aannemers, plaatsen waar goederen geladen, gelost of geleverd worden. Deze controles kunnen enkel tijdens de werkuren. Wil de fiscus in dit kader een particuliere woning of bewoonde lokalen bezoeken, dan mag hij dat maar tussen vijf uur 's morgens en negen uur 's avonds voor zover hij een machtiging van de rechter in de politierechtbank heeft. Stel dat de fiscus vermoedt dat in een particuliere woning zwartwerk wordt geleverd, dan zou hij die lokalen kunnen bezoeken voor zover hij daartoe de toelating kreeg van de politierechter. Wat onder een particuliere woning moet verstaan worden, is niet duidelijk. Vraag is of de woning ook effectief moet bewoond zijn om de bijzondere bescherming te genieten, of het voldoende is dat het gebouw daartoe kan gebruikt worden. Gezien de ratio legis van deze wettelijke bepaling ligt het voor de hand dat het gebouw effectief moet bewoond zijn.

Beroepsgeheim

In de voorbereidende werken staat duidelijk aangegeven dat deze controles niet tot gevolg mag hebben dat de belastingplichtige op enigerlei wijze wordt belemmerd in de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheid. Bovendien mag het beroepsgeheim van de belastingplichtige, als hij dit heeft, niet geschonden worden. Een aantal beroepsbeoefenaars hebben een beroepsgeheim krachtens art. 458 van het Strafwetboek. Voorbeelden zijn artsen, vroedvrouwen, apothekers, accountants en advocaten. De fiscus heeft geen toegang tot de lokalen van deze personen gedurende de tijd dat de betrokken belastingplichtige zijn beroep in aanwezigheid van zijn cliënten uitoefent (zie Gedr. St. Kamer, 1961-62, nr. 264/42, 217).

In het Wetboek B.T.W. (W.B.T.W.) bestaat een gelijkaardig artikel (art. 63 W.I.B.). De tekst is zo goed als dezelfde op twee punten na. Inzake B.T.W. wordt uitdrukkelijk voorzien dat het bezoek zonder voorafgaande verwittiging kan gebeuren. Bovendien krijgen de ambtenaren de bevoegdheid bij zo’n bezoek de boeken en stukken te onderzoeken die zich in de beroepslokalen bevinden. Dit lijkt er dus op te wijzen dat als zich in de lokalen boeken en stukken bevinden, deze door de B.T.W. ambtenaren meteen mogen onderzocht worden.

Maar hoe ver gaat nu de bevoegdheid van de controlerende ambtenaren? Mag deze bij het bezoeken van de lokalen kasten openen, schuiven opentrekken en de inhoud ervan onderzoeken? Een netelige vraag.

Z-rapporten

Het Hof van Beroep te Antwerpen kreeg begin dit jaar zo’n geval te beoordelen (Antwerpen, 13 maart 2001, F.J.F., No. 2001/170). Het ging om een restaurantuitbater. Op een zaterdag rond 23.00 uur in oktober 1995 werd in zijn restaurant een gezamenlijke controle uitgeoefend door de fiscus, de R.V.A. en de sociale inspectie. Tijdens die controle werden documenten aangetroffen waaruit de werkelijke dagomzet bleek gedurende 1994. Volgens die documenten bedroeg het totaal van de restaurantontvangsten 22,7 mln. BEF (incl. B.T.W.). Dat stak schril af tegen de aangegeven omzet in de aangifte. Daar stond "slechts" 8 mln. BEF. Dus verzond de taxatieambtenaar een bericht van wijziging van aangifte waarbij hij simpelweg de nettowinst verhoogde met een goeie 15 mln. BEF.

Hoe was de fiscus nu aan die gegevens gekomen? De uitbater was op het ogenblik van de controle in de zaak aanwezig en beantwoordde de vragen van de ambtenaren. In de kelder was een bureel ingericht waar de uitbater al zijn boeken en stukken bijhield. Om de documenten te geven die de belastingambtenaren vroegen, opende de restaurantuitbater een lade en overhandigde de gevraagde stukken. Maar de ambtenaren zagen in de lade nog allerlei aan elkaar geniete papiertjes liggen. Bij nader toezien bleken dat samengeniette "Z-rapporten" te zijn (dagafschriften van de kassa) van verschillende maanden. De belastingambtenaren gingen onmiddellijk over tot het onderzoeken van de boeken en stukken van de restaurantuitbater. Daarmee gingen de ambtenaren in de fout volgens het Hof. De ambtenaren van de directe belastingen zijn (in tegenstelling tot de B.T.W. ambtenaren) niet gerechtigd de boeken en de stukken te onderzoeken als zij de (beroeps)lokalen van de belastingplichtige bezoeken. De fiscus mag de lokalen bezoeken. Maar enkel met het doel de werkzaamheden vast te stellen en de voorraad (inventaris) te controleren. Bovendien tilt het Hof zwaar aan het feit dat de documenten niet spontaan en vrijwillig door de restaurantuitbater ter hand van de belastingambtenaren werden gesteld. De documenten werden door de belastingplichtige pas aan de ambtenaren overhandigd nadat zij zich hadden vergewist van het belang van de documenten. Vermits de "Z-rapporten" in het bezit van de belastingambtenaren zijn gekomen mits overschrijding van hun bevoegdheden, mag met de stukken geen rekening worden gehouden.

Daarmee herhaalt het Hof van Beroep te Antwerpen een eerdere stelling (Antwerpen, 22 mei 2000, zie Fiskoloog, 757). Ook hier ging het om een restaurantuitbater. De fiscus voerde al even gelijklopend een gezamenlijke controle uit met de sociale inspectie. Eerst doorzochten de ambtenaren de keuken van het restaurant. Daarna gingen zij naar de kantoorruimte. Ze trokken zelf de bureauladen open en vonden daar allerlei bezwarende documenten. Het Hof stelde hier dat de ambtenaren hun bevoegdheid te buiten gingen. Het ging in feite om een huiszoeking. Dus wordt besloten dat met de gevonden documenten geen rekening mag gehouden worden. In beide arresten bevestigt het Hof dat de ambtenaren van de directe belastingen een beperkte onderzoeksbevoegdheid hebben met een welomschreven doel in het kader van hun administratieve opdracht. Dergelijk administratief onderzoek kan niet gelijkgesteld worden met een huiszoeking in het kader van een strafonderzoek.

Bevoegheidsoverschreiding

Deze arresten geven een duidelijk beeld van wat de fiscus zo allemaal kan doen bij een bezoek van de (beroeps)lokalen van de belastingplichtige. Wat de directe belastingen betreft kan hij enkel de belangrijkheid van de uitgeoefende werkzaamheden vaststellen. Tevens moet het hen toelaten het bestaan, de aard en de hoeveelheid van de voorraden en voorwerpen van alle aard na te zien zoals installaties en rollend materieel. De B.T.W. ambtenaren kunnen meer. Zij mogen tijdens het bezoek meteen de boeken en stukken van de belastingplichtige onderzoeken. Maar in geen enkel geval kunnen zij kasten openen, bureauladen openen, zelf stukken uit die laden of kasten nemen. De Hoven zullen dit zondermeer als een bevoegdheidsoverschrijding beschouwen.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 9 november 2001.