DE MINDER OPVALLENDE MAATREGELEN BINNEN DE HERVORMING VAN DE VENNOOTSCHAPBELASTING

De grote lijnen van de hervorming van de vennootschapsbelasting is door de regering vorige week bekend gemaakt. Meest opvallende punt is de verlaging van de tarieven en de compensatie op afschrijvingen, auto’s en liquidatieboni om de vermindering budgettair neutraal te houden. Maar naast deze maatregelen worden nog andere punten aangekondigd. De KMO’s krijgen extra maatregelen. Zelfs een billijker voorafbetalingssysteem. België wil bovendien een gunstige fiscale regeling uitwerken voor de Europese vennootschap en grensoverschrijdende fusies. Zelfs de reeds aangekondigde fiscale consolidatie komt weer ter sprake.

Vorige week werden de meest opvallende punten van de hervorming van de vennootschapsbelasting opgesomd. Die hervorming zal het huidige totaaltarief verlagen van 40,17 tot 33,99 procent. Tevens zullen de verminderde tarieven behouden blijven en ook verlaagd worden. Op een eerste schijf van 1 miljoen BEF zal voortaan 24,98 (voorheen 28,84) procent moeten betaald worden. Op de volgende 2,6 miljoen BEF zou een tarief gelden van 31,93 (voorheen 37,08) procent. Van 3,6 tot 13 miljoen BEF zal vervolgens 35,54 (voorheen 42,23) procent moeten betaald worden. De verminderde tarieven gelden maar voor zover het belastbaar inkomen van de vennootschap niet meer bedraagt dan 13 miljoen BEF. Als men in de nu geldende tarieven op 13 miljoen BEF de belasting berekent volgens het totaaltarief of volgens het verminderd tarief, zal men op hetzelfde bedrag uitkomen. Dat evenwicht wordt nu een klein beetje verbroken. Met het nieuwe totaaltarief betaalt men op 13 mln. BEF 4.290.000 BEF. Met de verminderde tarieven 4.291.500 BEF. Voortaan zit er dus wel een verschil op van 1.500 BEF. Maar misschien wordt dat weggewerkt als de schijven in euro worden uitgedrukt.

De regering had echter van bij haar aantreden gesteld dat de hervorming van de vennootschapsbelasting in een budgettair neutraal kader moet gebeuren. Dat betekent dat verschillende fiscale uitgaven zullen moeten worden verminderd. We stipten vorige week al aan dat de compensatie zal gebeuren op vooral de liquidatieboni (en de inkoop eigen aandelen en het scheidingsaandeel), de afschrijvingen en de autokosten. Zo zouden de degressieve afschrijvingen verdwijnen. Merkwaardig om twee redenen. In een tijd van een slabakkende economie is dat geen investeringsvriendelijke maatregel. Maar bovenal is het afschaffen van de degressieve afschrijving maar een "timing difference". Hier en daar wordt trouwens gefluisterd dat die compensatie niet al te serieus moet genomen worden. Wie gaat ooit controleren of de geplande compensaties effectief zullen worden samengesprokkeld? Als de hervorming dan al budgettair neutraal is, zal dat micro economisch niet het geval zijn. Er zullen winnaars en verliezers zijn.

Maatregelen voor KMO’s

Maar het plan bevat ook nog een aantal andere maatregelen. In het kader van haar beleid zal de regering een geheel van maatregelen treffen die specifiek zijn afgestemd op de KMO’s. De aanpassing van de verminderde tarieven is daar één maatregel van. Maar daarnaast zijn nog een aantal andere initiatieven gepland. De autofinanciering van KMO’s zal worden aangemoedigd door het toestaan van een vrijstelling ten gunste van de gereserveerde winsten. Dit zou een moderne versie worden van de investeringsreserve die begin de jaren tachtig bestond. Dat zou er op neerkomen dat een KMO een stuk van zijn winst van het boekjaar belastingvrij zou kunnen reserveren voor zover uiteraard de onaantastbaarheidvoorwaarde (art. 190 W.I.B. 1992) wordt gerespecteerd. Het geld moet effectief binnen de vennootschap blijven om van de vrijstelling te genieten. Tevens zal de vennootschap binnen een opgelegde termijn vermoedelijk iets moeten doen met de vrijgestelde winst. Dat stond althans in de regeringsverklaring "De brug naar de eenentwintigste eeuw". Maar de vraag is of na de invoering van deze vrijstelling op gereserveerde winsten, de gewone investeringsaftrek behouden blijft. Die wordt nu immers zo goed als uitsluitend toegepast door KMO’s. Een volledige afschaffing zal moeilijk liggen, omdat deze techniek binnen het huidige wetboek ook wordt gebruikt om specifieke investeringen zoals milieu-investeringen te belonen.

De tijdelijke vrijstelling toegestaan aan KMO’s die bijkomend personeel aanwerven zal worden voortgezet. Deze maatregel bestaat nu al een tijdje. Via de programmawet van 10.02.1998 (B.S., 21.02.1998) werd een tijdelijke maatregel voor bijkomend personeel ingevoerd. KMO’s die minder dan elf werknemers tewerkstellen op 31.12.1997 (of als ze later starten op het einde van het eerste jaar), kunnen voor elke bijkomend tewerkgestelde personeelseenheid een bijzondere aftrek krijgen van 150.000 BEF (voor aanslagjaar 2002 geïndexeerd 4.280 euro) voor zover het bruto dag- of uurloon niet hoger is dan een door de Koning bepaald bedrag. Door een K.B. van 19.03.1998 is dat dagloon vastgesteld op 79,82 euro en het uurloon op 10,51 euro. Bij de invoering van deze tijdelijke maatregel werd hij ingevoerd voor de aanslagjaren 1999, 2000 en 2001. Nu wordt hij verlengd. De regering zegt er niet bij voor hoelang. Maar het zou opnieuw om drie jaar gaan. Dus voor de aanslagjaren 2002 tot 2004.

Voorafbetalingen

Tot slot gaat men voor KMO’s nog een aantal toch wel moedige en originele maatregelen nemen om het absurde stelsel van voorafbetalingen wat redelijker te maken. Vennootschappen die per kalenderjaar boekhouden krijgen vier gelegenheden om aan voorafbetalingen te doen. Dat kan gebeuren uiterlijk op 10 april, 10 juli, 10 oktober en 20 december van elk boekjaar. Om een verhoging wegens onvoldoende voorafbetalingen te ontlopen, moet de vennootschap de verschuldigde belasting over het boekjaar netjes betalen in vier keer. De ondernemer moet dus op 10 april 2001 weten wat zijn volledige winst zal zijn over het volledige boekjaar 2001. Daar moet hij dan de verschuldigde vennootschapsbelasting op berekenen en telkens één vierde betalen op de vermelde data. De regering plant voor de KMO’s een vrijstelling van elke belastingverhoging ingeval geen of ontoereikende voorafbetalingen zijn gedaan in de loop van de eerste drie boekjaren na hun oprichting. Dat zou dus betekenen dat een nieuwe vennootschap die onderworpen is aan de verminderde tarieven, gedurende de eerste drie aanslagjaren niet zal moeten voorafbetalen. Dat is in feite het doortrekken van de vrijstelling die op dat vlak bestaat in de personenbelasting (art. 164 W.I.B. 1992). Maar daarnaast zullen de bedrijven die het wensen hun voorafbetalingen kunnen aanvullen met een laatste voorafbetaling ná de afsluiting van het boekjaar. Die laatste geplande maatregel is ronduit schitterend. Nu zal een vennootschap juist kunnen voorafbetalen op een moment dat ze de juiste winst kennen. Vraag is uiteraard of in het geval de vennootschap wacht tot na het einde van het boekjaar om de juiste berekende belasting te betalen, geen enkele vermeerdering meer zal verschuldigd zijn. Dat zou wel het geval zijn. Maar de vermeerdering zou getemperd worden. Een eerlijk systeem zou zijn geen vermeerdering aan te rekenen als de vennootschap gedurende het nieuwe boekjaar een voorafbetaling deed in vier keer gelijk aan de verschuldigde vennootschapsbelasting voor het vorige boekjaar. De belasting over het vorige boekjaar kan dan immers al perfect gekend zijn. Als de vennootschap dan kort na het einde van het boekjaar ziet dat de winst hoger is, zou ze de voorafbetaling moeten aanvullen met het tekort. In dat geval is het toch billijk dat geen vermeerdering wordt aangerekend? Maar dat betekent dan ook dat binnen de personenbelasting in de regel deze mogelijkheid zou moeten geboden worden voor eenmanszaken en vrije beroepers.

In vergelijking met de reeds geciteerde regeringsverklaring van midden 1999, blijft in het hele plan één ding achterwege. In het plan staat immers dat de regering binnen de vennootschapsbelasting het voornemen had de aftrekbaarheid van bepaalde onbetwistbare kosten geleidelijk uit te breiden. Dat kon en kan enkel betrekking hebben op de slechts gedeeltelijk aftrekbare beroepskosten zoals van restaurant-, receptie-, kledij- en autokosten. Nu blijkt uit het plan net het omgekeerde. De autokosten zullen aangepakt worden om het budgettair neutraal kader te bereiken.

Er zullen eveneens, in een globaal neutraal kader, concrete maatregelen worden uitgewerkt op diverse domeinen waarvoor op positieve resultaten kan worden gerekend. Gedacht wordt om maatregelen te nemen om de herinvlagging in België van de koopvaardij (terug) aan te moedigen. De audiovisuele en de filmsector (een evergreen als het op aankondigingen van "aanmoedigingen" aankomt). De E-society zal via het aanmoedigen van de aanschaf van privé-PC’s een duw in de rug krijgen. Ook het wetenschappelijk onderzoek en de verkeersveiligheid mag op stimulerende maatregelen rekenen.

Europese maatregelen

Om de Belgische economie open te stellen wil de regering de mogelijkheid onderzoeken om een specifiek fiscaal stelsel voor de Europese vennootschappen te ontwikkelen en om obstakels te verwijderen die grensoverschrijdende fusies in de weg staan. Blijkbaar wil België een gunstig fiscaal stelsel ontwikkelen om ervoor te zorgen dat de Europese vennootschappen kiezen om hun werkelijke zetel hier in België te vestigen. Binnen het Europese ontwerp is immers geen specifieke fiscale regeling. België wil daar blijkbaar van profiteren om ondernemingen die zo’n vennootschap willen oprichten naar België te halen. Vraag is uiteraard wat Europa en de commissaris die het concurrentiebeleid bestiert (commissaris MONTI) daarvan zal denken. Europa zal te allen prijze willen vermijden dat dit leidt tot een probleem coördinatiecentrum-bis.

In dezelfde gedachtegang zal eveneens worden overwogen om een stelsel van fiscale consolidatie in te voeren. Dat zou betekenen dat groepen in beginsel op het groepsresultaat zouden belast worden. Dat zou voor tal van groepen een einde kunnen maken aan de vele doorfacturaties die gebeuren om de resultaten in de juiste fiscale plooi te leggen.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 19 oktober 2001.