DANSEN MET JAREN OM EEN BOETE TE ONTLOPEN

Elke vennootschap met een belastbaar resultaat moet voorafbetalingen doen. Blijkt achteraf dat die voorafbetalingen onvoldoende zijn, dan zal de vennootschap daarvoor een boete krijgen. Elke vennootschap die afstevent op een belastbaar resultaat moet dus alles in het werk stellen om zijn voorafbetalingen correct te ramen. Maar dat is geen sinecure. Bij het begin van de vierde maand van een normaal boekjaar moet de ondernemer weten wat de winst zal zijn voor het volledige boekjaar. Dat is toverwerk. Maar via het toekennen van een winstaandeel of een tantième, kan de boete vermeden worden.

Vennootschappen die per kalenderjaar boekhouden krijgen vier gelegenheden om aan voorafbetalingen te doen. Dat kan gebeuren uiterlijk op 10 april, 10 juli, 10 oktober en 20 december van elk boekjaar. Om een verhoging wegens onvoldoende voorafbetalingen te ontlopen, moet de vennootschap de verschuldigde belasting over het boekjaar netjes betalen in vier keer. De ondernemer moet dus op 10 april 2001 weten wat zijn volledige winst zal zijn over het volledige boekjaar 2001. Daar moet hij dan de verschuldigde vennootschapsbelasting op berekenen en telkens één vierde betalen op de vermelde data. Een absurd systeem. Wie weet nu wat zijn winst zal zijn zo vroeg op het boekjaar? Om een treffend voorbeeld te geven. Stel dat die ondernemer op 27 december 2001 nog een belangrijke verkoop met een mooie winst kan doen, dan hangt hij. Tenzij hij dat zou voorzien hebben op 10 april 2001. In sommige andere landen laat men de voorafbetaling afhangen van de belasting van het vorige belastbaar tijdperk Dat houdt dan in dat op 10 april 2001 één vierde van de verschuldigde belasting zou moeten betaald worden die verschuldigd was voor boekjaar 2000. Dat is een stukken correcter systeem. Dat bedrag kan de ondernemer al kennen op 10 april 2001 vermits boekjaar 2000 op dat moment al achter de rug is. Maar bij ons bestaat zo’n systeem niet. Althans niet in de vennootschapsbelasting (en trouwens in het wetboek inkomstenbelastingen in zijn geheel). Maar dat bestaat wel in het wetboek B.T.W. Daar hangen de voorschotten die moeten betaald worden door kwartaalaangevers af van de vorige aangifteperiode. Maar dat is een wetboek dat Europees geïnspireerd is. Dat is niet puur Belgisch. De boete bij onvoldoende voorafbetaling is trouwens niet mals. Voor aanslagjaar 2001 bedraagt die 9 procent. Voor aanslagjaar 2002 loopt die op tot 11,25 procent. Zeker wanneer men weet dat de verhoging op zich geen aftrekbare beroepskost is. Een boete van 10 euro kost dus gebruteerd 16,67 euro. Het zal U trouwens opvallen dat die interest ver boven de marktinterest ligt voor die jaren. Maar toegegeven, de periode dat het te laat betaald wordt, is gemiddeld ook langer dan 12 maand. Wat niet betaald is op 10 april 2001 zal vaak pas moeten betaald worden bij inkohiering. Wetende dat de aangifte voor boekjaar 2001 pas bij de fiscus moet toekomen midden 2002, zal het vaak duren tot eind 2002 alvorens de inkohiering en dus de daarop volgende betaling moet gebeuren.

Teveel betalen

Om ongelukken te vermijden kan de vennootschap de eerste keer teveel voorafbetalen. Stel dat het belastbaar resultaat voor boekjaar 2001 200.000 euro is en de aanslagvoet 40,17. Dan moet bij elk van de vier voorafbetalingen exact 20.085 euro voorafbetaling betaald worden (200.000 x 0.4017 / 4). Maar stel dat de ondernemer op 10 april 2001 60.255 euro betaalt. Dan zal hij geen verhoging krijgen als hem uiteindelijk bij inkohiering gevraagd wordt de resterende 20.085 euro te storten. Dat komt omdat de verschillende voorafbetalingen op de vermeerdering aangerekend worden aan een afnemend percentage. Voor de eerste voorafbetaling aan 15 procent, voor de tweede aan 12,5 procent, voor de derde aan 10 procent en voor de laatste aan 7,5 procent. Dus door de hele som op 10 april te betalen, bouwt men een veiligheidsmarge in. Maar dan is men dat geld ook kwijt. Banken geven hier graag krediet voor. Het product waarbij de bank op 10 april de gehele som betaalt en de klant pas moet terugbetalen de volgende 12 maand, is een topper. Als de ondernemer zelf het geld niet heeft om die voorafbetaling te doen, is dat een prima zaak. Maar als hij dat geld wel heeft en dat niet moet gebruiken voor andere betalingen, is dat een slechte zaak. De interest op dat krediet is fiscaal aftrekbaar. Maar het geld dat de ondernemer dan niet moet uitgeven zal in de regel nooit zoveel opbrengen om de betaling van de interest goed te maken. Stel dat het krediet 8 procent kost, dan moet hij het geld dat hij zou gebruikt hebben om de voorafbetaling te doen kunnen uitzetten aan 8 procent. En dat zal wel niet lukken. Stel dat hij dat kan uitzetten aan 4 procent. Dan is de operatie voor de vennootschap verlieslatend. Het belastingvoordeel op die betaalde interest is 3,2 procent (8 x 0.4017). Dus de kost van het krediet is fiscaal gecorrigeerd 4,8 procent. Maar de netto interest na vennootschapsbelasting op het niet uitgegeven geld zal 2,4 zijn (4 – (4 x 0.4017)). Dus draait de ondernemer per saldo 2,4 verlies.

KMO oplossing

Binnen kleinere vennootschappen kan echter gekozen worden voor een alternatieve oplossing. Dit door gebruik te maken van een belangrijk verschil tussen de personenbelasting en de vennootschapsbelasting. In plaats van vooraf te betalen kan een bijkomende kost gecreëerd worden door een zogenaamd winstaandeel of tantième uit te keren aan een bedrijfsleider.

Dit systeem werkt als volgt. Op de algemene vergadering van de vennootschap wordt beslist dat de bedrijfsleider een additionele vergoeding krijgt. Deze vergoeding is voor de vennootschap aftrekbaar in het boekjaar waarover de algemene vergadering het resultaat bestemt (art. 195, § 1, eerste lid W.I.B. 1992). Voor wat betreft de bedrijfsleider is dit winstaandeel echter een beroepsinkomen in het jaar dat het betrokken inkomen wordt toegekend of betaald (art. 204, 3° , b KB W.I.B. 1992). De term 'betaling' zal daarbij zondermeer duidelijk zijn. Om in fiscale zin van 'toekenning' te kunnen spreken, is het noodzakelijk dat de begunstigde werkelijk over de inkomsten kan beschikken, met andere woorden: de inkomsten moeten onmiddellijk kunnen worden geïnd (Com.I.B. 1992 273/2). Als een creditering op de lopende rekening van de genieter geschiedt met zijn toestemming, geldt deze inschrijving als betaling.

Stel dat de vennootschap te weinig voorafbetaalde op een belastbaar resultaat ten belope van 10.000 euro voor het boekjaar 2001 (jaarrekening op 31.12.2001). Dan kan deze winst weggewerkt worden binnen de vennootschap door op de algemene vergadering een winstaandeel toe te kennen aan de bedrijfsleider voor eenzelfde bedrag. Ondanks het feit dat dit gebeurt ná het afsluiten van het boekjaar, is dit in de regel toch nog een aftrekbare beroepskost voor boekjaar 2001. Voor dat boekjaar zal het probleem dan netjes opgelost zijn. De fiscus moet die kost dan wel aanvaarden. Maar als dit uitgekeerd wordt aan de bedrijfsleider die voor de vennootschap dag en nacht in de weer is, zal dit geen enkel probleem opleveren. De bedrijfsleider zelf krijgt dat inkomen dan wel als belastbaar inkomen in zijn personenbelasting. Maar die wordt voor hem pas belastbaar in het inkomstenjaar 2002. Op dat ogenblik moet deze toekenning uiteraard aangegeven worden als niet-permanente bezoldiging binnen het stelsel van de bedrijfsvoorheffing. Maar die bedrijfsvoorheffing kan nog netjes tijdig betaald worden.

Let wel op: dit inkomen ten belope van 10.000 euro komt dan uiteraard cumulatief bij de overige inkomsten toegekend door de vennootschap aan haar bestuurder of werkend vennoot gedurende 2002. Dat zou kunnen zorgen voor een (gevoelige) verhoging van de belasting voor die bedrijfsleider samen met een mogelijke toekomstige stijging van de sociale bijdragen die hij in de toekomst zal moeten betalen. Maar dit kan dan weer opgelost worden door gedurende het (volgend) boekjaar 2002 vanuit de vennootschap enkel een saldo-inkomen toe te kennen zodat de bedrijfsleider in zijn personenbelasting hetzelfde belastbare inkomen krijgt. Stel dat de bestuurder of werkende vennoot een normaal inkomen geniet van 25.000 euro per kalenderjaar. Dan mag de vennootschap hem tijdens het boekjaar 2002 maar 15.000 euro meer toekennen. Aldus heeft hij opnieuw een inkomen van 25.000 euro (10.000 winstaandeel uit boekjaar 2001 en 15.000 permanente bezoldigingen uit boekjaar 2002). Om de vennootschap dan weer niet in gevaar te brengen zal de algemene vergadering in 2003 opnieuw 10.000 euro moeten toekennen ten laste van boekjaar 2002. Voor de volgende jaren moet dit dan in principe steeds herhaald worden. Bij dit alles moet uiteraard rekening gehouden worden met andere effecten die zo’n dans kan opleveren. Denk daarbij aan de aftrekbaarheid van een groepsverzekering waar de grens moet berekend worden op basis van de periodieke bezoldigingen. Een winstaandeel of tantième is immers een niet periodieke bezoldiging.

Dit systeem is ook bruikbaar in andere situaties. KMO's kunnen uitzonderlijke jaren hebben met hoge winsten. Niet zelden delen de bedrijfsleiders graag in dat resultaat. In die goede jaren kan besloten worden tot een additionele uitkering op de algemene vergadering om de winst binnen de vennootschap in dat éne boekjaar beperkt te houden. Met het voor de hand liggende voordeel dat de uitgekeerde winst onder de vorm van bezoldigingen gespreid wordt over twee inkomstenjaren in de personenbelasting. Dansen met jaren kan de belastingen binnen de perken houden.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 14 september 2001.