HET AANGEPASTE PLAN-REYNDERS

De regering heeft het oorspronkelijke plan-Reynders voor een belastinghervorming flink bijgestuurd. De belangrijkste boodschap is dat het allemaal zo snel niet zal gaan. In het plan dat Didier Reynders vorige maand lanceerde, stond dat de hervorming volledig gerealiseerd kon worden in drie jaar, bij de belastingen op de inkomsten van de kalenderjaren 2001, 2002 en 2003. In de beleidsverklaring die de regering op 17 oktober 2000 voorstelde aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers staat dat de hervorming stapsgewijze toegepast wordt op de inkomens van 2001, 2002, 2003 en 2004. Alles wordt dus uitgesmeerd over vier jaar in plaats van drie.

Didier Reynders bleef van bij de voorstelling van zijn plan steeds vaag over de timing. In het plan zelf stond dat het zou kunnen op drie jaar. Maar zelfs na de formele federale beleidsverklaring is de timing van alle maatregelen, verspreid over vier jaar, nog niet klaar. De regering moet daarover nog onderhandelen en vermoedelijk vooral rekenen.
Het enige wat we met zekerheid weten is dat vanaf aanslagjaar 2000 een begin wordt gemaakt met de geleidelijke afschaffing van de crisisbelasting. De wet houdende fiscale en diverse bepalingen van 24.12.1999 omvat enkel een regeling voor de aanslagjaren 2000 en 2001. In de wet tot geleidelijke afschaffing van de aanvullende crisisbijdrage op de inkomsten van de natuurlijke personen van 12.08.2000 wordt dit uitgebreid voor de aanslagjaren 2002 en 2003. Vanaf aanslagjaar 2004 wordt de crisisbijdrage van 3 opcentiemen op de personenbelasting afgeschaft.
Merk in dit hele verhaal op dat de crisisbelasting op de vennootschapsbelasting onverkort wordt gehandhaafd. In de laatst geciteerde wet werd daarvoor een nieuw artikel opgenomen dat geldt vanaf aanslagjaar 2004 (art. 3 Wet 12.08.2000). Daar staat in dat de crisisbelasting nog steeds verschuldigd zal zijn op de vennootschapsbelasting.

Personenbelasting

In de personenbelasting blijven vier krachtlijnen overeind. Het terugbetaalbaar belastingkrediet voor lage arbeidsinkomens wordt behouden. In het originele plan-Reynders zouden mensen met inkomens tussen 150.000 en 500.000 frank een belastingkrediet krijgen van 25.000 frank. Nu wordt dat bedrag verlaagd tot 20.000 frank. Er wordt niet bij verteld of de eerst aangekondigde grenzen behouden blijven.
Nieuw is dat de socialisten met een verhoging van de forfaitaire beroepskosten toch hun zin krijgen. Het eerste tarief van het barema gaat van 20 procent naar 25 procent. Nu krijgt de belastingbetaler 20 procent van de eerste schijf van 168.000 frank (art. 51 W.I.B. 1992; cijfer voor aanslagjaar 2001). Dat wordt dus 25 procent, wat betekent dat 7.500 frank meer kan afgetrokken worden. Aan het hoogste marginale tarief van 55 procent levert dat een belastingbesparing op van 4.125 frank.
De aanpassingen van de baremas blijft behouden (zie krant van 8 september 2000). Te onthouden is vooral de afschaffing van de tarieven van 52,5 en 55 procent.
Ook de invoering van een volledige decumulering voor gehuwden blijft op het menu staan. Nu worden gehuwden alleen afzonderlijk belast op beroepsinkomsten. De andere inkomsten worden belast bij diegene die het hoogste inkomen heeft. In de praktijk zullen aan iedere echtgenoot de inkomsten worden toegekend die hem eigen zijn op grond van zijn huwelijksvermogensstelsel (of van het wettelijke vermogensstelsel bedoeld in artikel 1478 B.W.). De andere inkomsten worden bij helften verdeeld tussen de echtgenoten. De vermindering voor pensioenen, brugpensioenen (oud stelsel) en Z.I.V.-vergoedingen zullen per individu en niet langer per aangifte berekend worden. Tevens wordt het huwelijksquotiënt uitgebreid naar personen die een samenlevingscontract afsluiten.
Nieuw in vergelijking met het originele plan-Reynders is dat de regering iets wil doen met de kinderlast. De regering plant de belastingvermindering voor kinderen ten laste binnen bepaalde grenzen terugbetaalbaar te maken. Met die maatregel wordt een oplossing beoogd voor het feit dat sommige belastingplichtigen door hun lage inkomsten niet kunnen genieten van de bedoelde belastingvermindering.
Dit lijkt opvallend veel op het aangekondigde belastingkrediet voor lage arbeidsinkomens beperkt tot 20.000 frank. Voor een eerste kind bedraagt die aftrek 45.000 frank, voor een tweede 70.000 frank en voor een derde 143.000 frank (art. 131 W.I.B. 1992; cijfers voor aanslagjaar 2001). Stel dat een gezin met drie kinderen onvoldoende belastbaar inkomen heeft om die 258.000 frank in mindering te brengen, dan is het niet verrekende stuk dus aan een tarief terugbetaalbaar. Nog een belastingkrediet.
De vierde of ecologische krachtlijn betreft de maatregelen die het woon-werkverkeer en de isolatie van woningen moeten bevorderen. Wie met het openbaar vervoer, per fiets of zelfs te voet naar het werk gaat, krijgt de forfaitaire aftrek van 6 frank per afgelegde kilometer. Maar hier moeten kanttekeningen bij gemaakt worden. Wie elke dag 10 kilometer met de fiets doet, rijdt dus 20 kilometer per dag. Voor 220 dagen per jaar betekent dat een aftrek van 26.400 frank. Maar dan verliest de betrokkene zijn aftrek van forfaitaire beroepskosten. Die bedragen op de eerste schijf van 168.000 frank, zoals gesteld, 25 procent. Dat is al 42.000 frank, die deze fietser dan verliest. Een slag in het water, kortom.
Voor het openbaar vervoer zou het aantal kilometers dat kan aangerekend worden, beperkt worden. De belastingbetaler kan de 6 frank dus niet aftrekken voor het volledige traject, enkel voor een deel. Dit is evenzeer een slag in het water, want de forfaitaire kosten blijven in dat geval meestal hoger.
Tot slot herinnert de regering aan de regeringsverklaring. Er wordt ook gewerkt aan de vereenvoudiging van het belastingstelsel. De regering denkt aan verschillende korven, waaronder één voor het langetermijnsparen, één voor investeringen in onroerende goederen en één voor uitgaven die betrekking hebben op de werkgelegenheid.

Vennootschapsbelasting

In de regeringsverklaring De brug naar de eenentwintigste eeuw kondigde de regering aan dat inzake vennootschapsbelasting de internationale trend tot verlaging van de nominale tarieven gevolgd zal worden. Nu kondigt de regering aan dat het globale tarief zal liggen rond 35 procent. De vraag rijst of dat tarief nog moet verhoogd worden met de crisisbelasting van 3 procent. Art. 3 Wet 12.08.2000 (zie hoger) laat daar geen twijfel over bestaan: ja.
Van meet af aan was duidelijk dat de hervorming budgettair een nuloperatie moest worden. Dus worden de aftrekmogelijkheden beperkt. Valt de investeringsaftrek weg? Of worden nieuwe verworpen uitgaven uitgevonden? De regering heeft daarover nog niets beslist.
Wel stelt de regering expliciet dat ze bijzondere aandacht zal schenken aan KMOs. Vooral voor de kleine ondernemingen worden technieken geïntroduceerd om investeringen met eigen middelen te stimuleren. Voor KMOs wordt een verlaagd tarief van 20 procent ingevoerd. Hetzelfde tarief zal gelden voor innovatievennootschappen en vennootschappen die investeren in onderzoek en op het internet.

Voorstel

Maar toch mag u niet besluiten dat KMOs voortaan maar 20 procent moeten betalen. Dat zou te mooi zijn. Vermoedelijk kan slechts een stuk van de winst aan dat tarief belast worden. De Hoge Raad voor Financiën moet voor het einde van het jaar hieromtrent een voorstel uitwerken voor de regering.
De regering zegt er nog bij dat de verlaging van het tarief moet mogelijk maken de concurrentiestrijd ten gevolge van de globalisering aan te gaan. In de meeste buurlanden daalde in de voorbije jaren drastisch het tarief van de vennootschapsbelasting. Maar dat het een budgettaire nuloperatie moet worden, zal nog veel kritiek oogsten. Waarom mogen vennootschappen ook geen stuk van de budgettaire ruimte krijgen?

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 27 oktober 2000.