DINEREN BIJ VOETBAL NIET MEER HELEMAAL AFTREKBAAR?

De Belg heeft iets met bakstenen, auto's en zijn maag. Zonder kunnen we niet. Meteen zijn deze grote drie veruit de meest belaste uitgaven in onze contreien. Restaurantkosten zijn in de regel maar voor hoogstens de helft aftrekbaar. Maar daar bestaan uitzonderingen op. Eten en drinken tijdens, onmiddellijk na of vóór een voetbalwedstrijd met zakenrelaties was tot voor kort nog volledig aftrekbaar. Maar als het aan de minister van Financiën ligt, komt daar snel verandering in.Als algemene regel geldt in dit land dat beroepsmatig gedane restaurant- en receptiekosten en kosten voor relatiegeschenken voor 50 procent niet als beroepskosten worden aangemerkt (art. 53, 8 W.I.B. 1992). De wet zelf voorziet in twee uitzonderingen op deze algemene regel. Restaurantkosten van vertegenwoordigers van de voedingssector blijven volledig aftrekbaar als beroepskosten op voorwaarde dat de belastingplichtige bewijst dat zij bij het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid noodzakelijk zijn in het kader van een mogelijke of werkelijke relatie van leverancier tot klant. De wetgever was immers van oordeel dat in de voedingssector de degustatie van de verkochte producten dikwijls plaatsvindt tijdens een maaltijd, aangeboden aan mogelijke klanten.

Ook reclameartikelen die opvallend en blijvend de benaming van de schenkende onderneming dragen blijven volledig aftrekbaar. Hier worden dus voorwerpen bedoeld zoals kogelpennen, aanstekers, agenda's, asbakken, ballen, kalenders, sleutelhangers, die zowel aan bestaande als aan mogelijke klanten worden uitgedeeld en in de eerste plaats als reclamedrager dienen (Com.I.B. 1992 53/154). En de fiscus interpreteert deze uitzondering streng. Flessen wijn, champagne of alcohol, dozen chocolade,... kunnen niet doorgaan als reclameartikel. Zelfs indien de naam van de schenkende onderneming duidelijk op het etiket of de doos staat (Com.I.B. 1992 53/157).

Extra legem

Maar naast deze twee wettelijk voorziene uitzonderingen zijn nog tal van andere uitzonderingen met de tijd ontstaan. Let wel: dit zijn geen uitzonderingen krachtens de wet. Het betreft excepties die vaak 'extra legem' werden ingevoerd. Zij werden door de minister vaak op basis van een gevoel voor redelijkheid ingevoerd. Maar men zou deze niet wettelijk toegestane uitzonderingen evengoed 'contra legem' kunnen noemen.

Zo is erin voorzien dat sommige kosten die het culturele en het sportleven ten goede komen, gelet op de bijzondere omstandigheden waarin zij worden gemaakt, met reclamekosten worden gelijkgesteld. Aldus moet op deze kosten de aftrekbeperking van 50 procent niet worden toegepast. Via parlementaire vragen gaf de minister twee soorten kosten op die aan deze kwalificatie voldoen: in eerste instantie de kosten van toegangskaarten en abonnementen op culturele en sportieve manifestaties (eventueel in loges of business seats) die ondernemingen aan zakenrelaties schenken. Maar daarbovenop zijn de kosten van onthaal die tijdens zo'n hierboven bedoelde manifestatie gemaakt worden (zoals maaltijden, snacks, versnaperingen, dranken) eveneens volledig aftrekbaar voor zover ze genuttigd worden binnen het concertgebouw of de omheining van het stadion.

Doordeweeks

De restaurant- en receptiekosten die gedaan worden binnen de omheining van een stadion of een ander sport- of cultureel complex mogen echter slechts met volledige aftrekbare publiciteitskosten worden gelijkgesteld wanneer het aanbod van spijs en drank onlosmakelijk verbonden is met een bepaalde sportwedstrijd en bijgevolg tijdens die wedstrijd of juist ervoor of erna plaats vindt. Gaan eten op Anderlecht op een doordeweekse middag en pogen deze restaurantkosten volledig in mindering te brengen als beroepskosten, kan dus niet. Daarnaast moet een maaltijd zich uitsluitend richten tot personen die de wedstrijd als toeschouwer bijwonen. Eten vóór de wedstrijd en weglopen zodra de match begint, kan dus ook niet als men de kosten volledig als beroepskost wil kunnen rapporteren. Tot slot moet nog steeds volgens de fiscus ook de naam van de onderneming duidelijk aanwezig zijn op die manifestatie. Dit moet blijken uit vlaggen, spandoeken, borden, waaruit het publicitair karakter van de ontvangst duidelijk volgt (Com.I.B. 1992 53/159-160).

Kosten voor maaltijden die na een sportwedstrijd aan zakenrelaties worden aangeboden in een restaurant buiten de omheining van het stadion, zijn bijgevolg niét volledig aftrekbaar. Ook de zogenaamde cateringkosten voor maaltijden die productiefirma's die zich bezighouden met het maken van tv-programma's, voor of na de opnames moeten aanbieden aan binnen- en buitenlandse gasten, zangers en panelleden en kosten voor maaltijden op 'thema-avonden' die een restauranthouder organiseert in zijn restaurant (bijvoorbeeld een avond waarop een kunstenaar een causerie houdt over zijn werken, die tegelijk tentoongesteld worden), zijn de lot beschoren (Com.I.B. 1992 53/161)

FC De Kampioenen

Zoals gesteld, moeten de kosten van onthaal echter gemaakt worden binnen de omheining van het sport- of cultureel complex. Gebeurt dat erbuiten, dan zijn de kosten maar voor de helft aftrekbaar. En dat hebben velen als onredelijk beschouwd. Als het café van FC De Kampioenen buiten de omheining van het stadion ligt, zijn de daar gemaakte kosten met zakenrelaties maar voor de helft aftrekbaar. Vandaar dat ook volksvertegenwoordiger Ghesquire de minister daar nogmaals attent op maakte. In een parlementaire vraag schetste hij het voorbeeld van een filmmanifestatie in een bioscoopcomplex. Na de manifestatie worden restaurantkosten gemaakt binnen de onmiddellijke nabijheid van het complex in de regel verschillend behandeld. Vandaar dat Ghesquire aan de minister vraagt om beide als volledig aftrekbaar te beschouwen. Want, zo stelt de volksvertegenwoordiger, indien deze kosten niet op een zelfde wijze worden behandeld, maakt dit een schending van het gelijkheidsbeginsel uit. Om ons Bourgondisch leven veilig te stellen, willen we zelfs de grondwet boven halen... (PV 1552, 17.11.1998, V & A, Kamer, 1998-99, nr. 159, p. 21492). Maar de minister van Financiën komt uiterst verrassend uit de hoek. Vooreerst stelt hij dat de restaurantkosten gemaakt in de onmiddellijke nabijheid van een bioscoopcomplex met zakenrelaties naar aanleiding van een filmmanifestatie, niet volledig aftrekbaar zijn als beroepskosten. Maar het antwoord krijgt zijn volle kracht zodra de minister stelt dat er inderdaad een discriminatie is ontstaan naargelang de maaltijden gebruikt worden in een gewone horecazaak dan wel in een zaak die gelegen is binnen de omheining van een cultureel- of sportcomplex. En de minister besluit: 'Om aan die discriminatie een einde te maken heb ik de administratie verzocht de bepalingen van art. 53, 8 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 strikt toe te passen met betrekking tot de vanaf 1 januari 1999 gedane kosten.'

Bom

Dit antwoord slaat in als een bom. Als inderdaad uitgevoerd wordt wat geschreven staat, zal de betrokken volksvertegenwoordiger zich nog zijn leven lang beklagen dat hij deze vraag ooit stelde. Want dit antwoord zegt minstens dat restaurant- en receptiekosten gedaan binnen de omheining van een stadion of een ander sport- of cultureel complex, vanaf 1 januari 1999 niet meer volledig aftrekbaar zijn en dus volgens de algemene regel maar voor de helft als beroepskosten aanvaard worden. De Anderlechtbaas zal tevreden zijn. 'Het Belgisch voetbal heeft het al zo moeilijk...' Tenzij het wegvallen van de honderd procent aftrekbaarheid enkel zou toegepast worden voor zo goed als autonome horecazaken die zich binnen een sport- of cultureel complex bevinden. Naargelang de geraadpleegde bron binnen Financiën wordt nu eens de ene, dan de andere stelling verkondigd. Hoewel dit de context zou overstijgen, is ook nog een andere uitleg mogelijk. Vermits de minister stelt dat de bepalingen van art. 53, 8 W.I.B. 1992 vanaf 1 januari 1999 strikt toegepast worden, zou dit ook betrekking kunnen hebben op alle andere uitzonderingen rond art. 58, 8 W.I.B. 1992. Het zou dus ook kunnen dat elke extra legem uitzondering in de prullenmand vliegt!

Om maar één voorbeeld te geven: de in het buitenland gemaakte beroepsmatige restaurantkosten met in principe buitenlandse zakenrelaties, die nu volledig aftrekbaar zijn (Com.I.B. 1992 53/137), zouden dan evenzo maar voor de helft aftrekbaar zijn als beroepskosten. De legendarische voetballoges staat dan een zelfde lot te wachten.

In elk geval is snel duidelijkheid nodig omwille van de rechtszekerheid. Na het herroepen van de eerst toegestane uitzondering voor autokosten gemaakt in het buitenland, lijkt dit het tweede gelijkaardige geval. Moet alles wat eerst expliciet extra legem werd toegestaan nu herroepen worden? En in dit geval werden deze uitzonderingen niét oogluikend toegestaan.

Op het voetbal kan nu eens over iets anders gesproken worden dan over het spel zelf. Of misschien was dat al het geval?

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 5 februari 1999.