ONDERNEMINGEN SCHENKEN AAN 3 PROCENT

Vlaanderen heeft sinds 01.01.1997 zijn eigen mogelijkheid om een onderneming bij overlijden van de aandeelhouder te laten overgaan naar de opvolger aan een tarief van 3 procent. Wat Vlaanderen kan bij overlijden, kan de federale overheid echter bij volle leven. Door een wijziging van het Registratiewetboek (W. Reg.) kunnen de schenkingsrechten beperkt worden bij het schenken van de onderneming. En dat is wat de regering in de vorm van een wetsontwerp reeds enige tijd geleden plande. Dat wetsontwerp is intussen gestemd in de Kamercommissie voor Financiën.

De successierechten zijn gewestelijke belastingen. Vandaar dat Vlaanderen niet alleen de opbrengst van die belastingen krijgt, maar zij ook bevoegd is om de aanslagvoet en de vrijstellingen ervan te wijzigen. En dat is gebeurd via het decreet van 20.12.1996. Naast de algemene tarieven heeft het Vlaams parlement via artikel 60bis. W.Succ. een verlaagd tarief van 3 procent geïntroduceerd voor de vererving van een familiale onderneming.

Maar de federale regering is de mening toegedaan dat Vlaanderen daarmee zijn bevoegdheid heeft overschreden. De Vlaamse regering en de federale regering slaagden er niet in hun dispuut minnelijk te regelen. Gevolg: de federale regering stapte op de valreep (30.06.1997, B.S. 15.08.1997, p. 21026) naar het Arbitragehof om vooralsnog haar gelijk te krijgen.

Dit geschil is tot op vandaag niet beslecht. Het zou wel eens kunnen dat het arbitragehof pas nu goed met een en ander kan starten vermits naast de Vlaamse en de Waalse regeling, ook die van het Brusselse gewest in decreetvorm gepubliceerd.

3 procent

Ondanks de goede idee van Vlaanderen om het successierecht in de geschetste zin te wijzigen naar familiale ondernemingen toe, moet de overlater eerst sterven opdat (in vele gevallen) zijn kinderen van het lage 3-procenttarief kunnen genieten. De federale regering heeft een wetsontwerp goedgekeurd op 25.07.1997 dat het mogelijk moet maken een onderneming te schenken aan 3 procent bij volle leven (nieuw artikel 140bis W.Reg). En dat wetsontwerp is nu gestemd in de Kamercommissie voor Financiën.

Het is de bedoeling de schenking bij authentieke akte (voor notaris) van individuele ondernemingen (eenmanszaken) en van aandelen van vennootschappen aan een recht van 3 procent te onderwerpen wanneer het een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit of een vrij beroep betreft. Voorwaarde is wel dat de begiftigde zich ertoe verbindt gedurende 5 jaar zonder onderbreking de activiteit uit te oefenen (eenmanszaken) of de aandelenzonder onderbreking te behouden (vennootschappen). Bij vennootschappen moet de schenking betrekking hebben op aandelen die minstens 10 procent van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigen. Indien het geheel van de geschonken aandelen evenwel minder dan 50 procent van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigt, moet tevens een aandeelhouderspact voorgelegd worden. Wat dat pact zal moeten inhouden zou via een koninklijk besluit geregeld worden. Meteen valt op dat deze regeling, in tegenstelling tot de Vlaamse, vermoedelijk niet zal gelden voor een holding. Tenzij de activiteit van een houdstermaatschappij als een nijverheids- of handelsactiviteit zou beschouwd worden. Maar dat is weinig waarschijnlijk.

Burgerlijk wetboek

Via amendementen werden nog een aantal wijzigingen ingevoerd. Zo werd via een goedgekeurd amendement van volksvertegenwoordigers Pieters en Leterme artikel 826, eerste lid en 922 Burgerlijk Wetboek (B.W.) aangevuld (Gedr. St. Kamer, 1608/3-97-98). Dit met een dubbel doel. In het geval bij overlijden van de schenker, mede-erfgenamen benadeeld zouden zijn (neem het voorbeeld van een weduwnaar die goederen schenkt aan zijn vriendin en daarbij zijn kinderen niet het deel geeft waarop zij recht hebben), wil de wetgever vermijden dat deze mede-erfgenamen vooralsnog een stuk van de bedrijfsactiva of aandelen zelf zouden kunnen opeisen en dat voor de berekening van het geleden nadeel niet de waarde van de bedrijfsactiva of aandelen moet genomen worden bij overlijden van de schenker, maar op het moment van de schenking zelf. Enerzijds moet het amendement op artikel 826 B.W. het onmogelijk maken dat mede-erfgenamen, na het overlijden van de schenker, ook nog aanspraak maken op hun deel in natura van de bedrijfsactiva of de aandelen die werden geschonken met de nieuwe regeling (zie ook art. 868 B.W.). Zij zullen wel in contanten vergoed moeten worden en zullen derhalve, zoals in het geval van een vennootschap, niet aan de basis kunnen liggen van een versnippering van het aandeelhouderschap. Anderzijds heeft het amendement op artikel 922 B.W. tot gevolg dat mede-erfgenamen, na het overlijden van de schenking en niet op het moment van overlijden van de schenker. Die mede-ergenamen zullen aldus geen aanspraak kunnen maken op de onder het bewind van we bedrijfsleider gerealiseerde meerwaarden.

Tewerkstelling

Voorts valt (in tegenstelling tot de regelingen die uitgewerkt zijn door de diverse Gewesten bij overlijden) op dat geen enkele tewerkstellingsvoorwaarde wordt ingebouwd. Bovendien wordt in 'overmacht' voorzien. Stel dat om een of andere reden de onderneming teloor gaat buiten de wil van de begiftigde vóór de 5 jaar voorbij zijn, dan wordt het verlaagd tarief van 3 procent niet verhoogd tot het volle tarief. Denk hierbij als voorbeeld maar aan een 'verschoonbaar' faillissement.

In de toekomst zal men dus een afweging moeten maken tussen de handgift en de nieuwe mogelijkheid om te schenken aan 3 procent. De handgift kost weliswaar niets, maar sterft de schenker binnen de 3 jaar na de schenking zelf en kan geen gebruik gemaakt worden van de regeling voor vererving van familiale ondernemingen in Vlaanderen, dan kan de handgift duur worden. Immers, in dergelijk geval zal het volle successierecht vooralsnog van toepassing zijn. Dus schenken aan 3 procent zal door vele ondernemers veelvuldig toegepast worden. Kortom: deze nieuwe regeling is een mooi stuk regelgeving in het belang van de onderneming en haar ondernemer.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 30 oktober 1998.