DE FISCUS EN GEDETAILLEERDE VERKOOPFACTUREN

Of een boekhouding al dan niet bewijskracht heeft in fiscale zaken is een loutere feitenkwestie. Reeds lang erkent de rechtspraak een aantal fundamentele regels die door jurisprudentie tot stand kwamen. Eén van de drie basisregels is dat de boekhouding controleerbaar moet zijn. In een recent arrest lijkt het Hof te Gent te poneren dat het niet volgen van deze regel niet noodzakelijk de bewijskracht van de boekhouding aantast. De fiscus moet volgens het Hof de specifieke redenen vermelden waarom de boekhouding onjuist is.Opdat een boekhouding als regelmatig kan bestempeld worden met volledige bewijskracht tegenover de fiscus, is vereist maar volstaat het, dat de voorgelegde boeken en stukken een samenhangend geheel vormen aan de hand waarvan de belastbare inkomsten kunnen worden bepaald. Daarnaast moeten alle geschriften gestaafd zijn door bewijsstukken. Tot slot moeten alle geboekte cijfers met de werkelijkheid overeenstemmen (PV nr. 175 van 26.06.1990 De Clippele, Bull. Bel. nr. 699, p. 3148-3150). Deze normen gelden ongeacht de aard van de onderneming en gelden zowel inzake directe belastingen als inzake BTW (Fiscale documentatie Vandewinckele, 59/26, 5).

Is een boekhouding niet bewijskrachtig, dan is de sanctie hard. Bij gebreke van bewijskrachtige gegevens, geleverd door de belanghebbenden, hetzij door de Administratie, wordt inzake directe belastingen de winst of de baat voor elke belastingplichtige bepaald naar de normale winst of baat van ten minste drie soortgelijke belastingplichtigen. Dit met inachtneming, volgens het geval, van het aangewende kapitaal, van de omzet, van het aantal werklieden, van de benuttigde drijfkracht, van de huurwaarde van in bedrijf genomen gronden, alsmede van alle andere nuttige inlichtingen (art. 342, p. 1, eerste lid WIB, 192). Kan de fiscus de bewijskracht onderuit halen, dan mag hij de vergelijkingsprocedure opstarten en dus de winst van de onderneming bepalen in vergelijking met drie collega's. Maar alvorens de fiscus deze methode mag toepassen, moet hij vooraf aantonen dat de boekhouding niet bewijskrachtig is.

Nu is de vraag uiteraard wat een bewijskrachtige boekhouding is. De fiscus schrijft in zijn commentaar dat de bewijskracht van de rekeningen van de belastingplichtige wordt ontkracht door vast te stellen dat deze zodanige leemten vertonen dat ze geen geheel kunnen vormen aan de hand waarvan de belastbare inkomsten nauwkeurig kunnen worden bepaald. De bewijskracht wordt ook aangetast door de afwezigheid van de bewijsstukken vast te stellen, door de onmogelijkheid vast te stellen om de juistheid van de geboekte cijfers na te zien of door de onjuistheid van de geboekte cijfers te bewijzen (Com.IB. 1992 340/8).

Aannemer

Stel dat een aannemer steevast op al zijn verkoopfacturen zonder meer als omschrijving 'voor uitgevoerde werken' gebruikt. Zo'n casus werd onlangs behandeld door het Hof te Gent (Gent, 27 mei 1998, Fisc. Act., 1998, 22/3). De Administratie had in deze zaak een bericht van wijziging verstuurd met als tekst: 'Uw boekhouding kan niet als bewijskrachtig worden aanzien omdat de door u opgestelde verkoopfacturen niet toelaten het soort materiaal na te gaan, de hoeveelheid gebruikte materialen na te zien en het gepresteerde werk te verifiëren en er aldus geen controle mogelijk is omtrent de juistheid van de aangegeven inkomsten'. De fiscus wou met deze passus aangeven dat de boekhouding gewoonweg niet controleerbaar is. Aldus vond de fiscus dat hij de vergelijkingsprocedure mocht opstarten.

Het Hof te Gent argumenteert dat in dat bericht van wijziging van aangifte geen specifieke redenen worden vermeld op grond waarvan de boekhouding van de belastingplichtige onjuist wordt bevonden. Bovendien stelt het Hof dat uit geen enkel stuk in het dossier van de fiscus kan nagegaan worden of de boekhouding al dan niet bewijskrachtig was. Ook werden geen juiste elementen aangehaald die de bewijskracht of de geloofwaardigheid van de voorgelegde boekhouding aantasten. Uit deze elementen besluit het Hof dan ook dat op het ogenblik van de taxatie niet bewezen was dat de boekhouding van de belastingplichtige niet-bewijskrachtig was.

Bewijs

Dit arrest lijkt op het eerste gezicht te breken met een traditie. Immers, indien een boekhouding niet controleerbaar is, zal een Hof van Beroep zo goed als altijd besluiten dat een en ander niet bewijskrachtig is. De fiscus moet kunnen nagaan of de aangerekende som aan de klant overeenstemt met de geleverde goederen of prestaties, en een verband kunnen leggen met de aankopen en voorraden en bestellingen in uitvoering en de eventuele personeelskosten. Zo werd reeds gesteld dat indien het ontvangstenregister de vermeldingen aangaande de prestaties niet bevat, maar slechts de naam van de klant en het totaal bedrag van de ontvangst, en desaangaande niet het minste gedetailleerd rachtig gegeven wordt toegevoegd, de fiscus in de onmogelijkheid verkeert de inschrijvingen te onderzoeken (Luik, 31 mei 1989, Bull. Bel., 698, 2799).

En dat is juist datgene wat de betrokken controleur bedoelt. Globale bedragen op facturen zonder enig detail bieden hem niet de mogelijkheid een ernstige controle uit te voeren. Maar hij liet blijkbaar na de belastingplichtige te vragen hoe die bedragen werden samengesteld. Deze zou vooralsnog zijn werkbonnen, offertes of kostprijsberekening kunnen tonen om de controleur te overtuigen. Alleen: dat heeft de controleur vermoedelijk niet gevraagd. Hij heeft een algemene stelling, die juist was, gebruikt zonder ze echter afdoende te bewijzen en een goed dossier op te bouwen. Vandaar dat het Hof te Gent terecht de belastingplichtige in het gelijk heeft gesteld en de geviseerde aanslagen heeft vernietigd. Hieruit moge dus blijken dat dit arrest niét breekt met de reeds bestaande jurisprudentie.

Dit arrest bevestigt wel de stelling dat de verkoopfacturen globale bedragen mogen bevatten op voorwaarde dat de belastingplichtige via andere overeenstemmende elementen de samenstelling van het bedrag kan aantonen. De fiscus mag een boekhouding dus niet verwerpen louter en alleen op basis van het feit dat de verkoopfacturen niet gedetailleerd zijn.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 2 juli 1998.