INKOMSTEN UIT NEVENACTIVITEITEN TOCH DIVERSE INKOMSTEN

In Fiscale Actualiteit 1998/11 wordt een arrest van het hof te Brussel besproken waarin het lot behandeld wordt van een psychologieprofessor die inkomsten haalt uit een activiteit als gerechtelijk expert. De fiscus oordeelde dat dit diende belast te worden tegen de normale tarieven. Maar het hof besloot dat deze inkomsten belast moeten worden als diverse inkomsten. Daarmee gaat het hof in tegen de vaste overtuiging van de fiscus zelf.Regelmatig publiceren hoogleraren, docenten, ambtenaren en bedrijfsjuristen rond het onderwerp waar zij dagelijks mee geconfronteerd worden. Voor deze publicaties ontvangen de betrokkenen een vergoeding. Deze is uiteraard belastbaar. Maar ofwel dient deze vergoeding belast te worden als beroepsinkomen (baten van een winstgevende bezigheid conform art. 23, p. 1, 2, en 27, W.I.B 1992). In dat geval wordt dit inkomen toegevoegd aan de andere gezamenlijk belastbare (beroeps)inkomsten van de betrokkene. Aldus verliest die al snel de helft van dat bijkomend inkomen uit de bedoelde nevenactiviteit (vanaf 1,1 miljoen frank bedraagt het tarief in de personenbelasting immers al 55 procent inclusief 7 procent aanvullende gemeentebelasting en 3 procent crisisbelasting).

Maar het zou ook anders kunnen. Bedoeld bijkomend inkomen zou ook kunnen belast worden als divers inkomen (art. 90, 1 W.I.B., 1992) uit occasionele of toevallige verrichtingen. Het grote voordeel is dat dit inkomen dan afzonderlijk wordt belast aan 33 procent (art. 171, 1, a W.I.B., 1992). Samen met opnieuw de crisisbelasting en de aanvullende gemeentebelasting dient aldus 36,30 procent personenbelasting betaald te worden.

De administratie oordeelt dat dergelijk inkomen moet belast worden als beroepsinkomen en bijgevolg aan de hoge tarieven. Daartoe heeft zij recent een speciale circulaire opgesteld (Ci.RH.241-467.430 d.d. 08.08.1997). Daarin stelt de fiscus dat de inkomsten die een persoon (ambtenaar, magistraat, universiteitsprofessor, kaderlid van een financiële instelling,...),naast zijn bezoldigingen uit zijn gewone beroepsactiviteit, buiten het kader van een arbeidsovereenkomst verkrijgt uit een geregelde medewerking aan verrichtingen (publicaties, studiedagen, cursussen, voordrachten) in de regel moeten worden aangemerkt als beroepsinkomsten en niet als diverse inkomsten, wanneer de verrichtingen nauw verband houden met zijn hoofdactiviteit of in het verlengde ervan liggen. Wanneer die verrichtingen nauw verband houden met zijn normale dagtaak of met de tijdens zijn normale beroepswerkzaamheid opgedane kennis en ervaring dan stelt de fiscus dat dit moet belast worden als beroepsinkomen; en in de praktijk is meestal de voornaamste reden waarom een dergelijk persoon wordt gevraagd, zijn professionele kennis of reputatie.

Voor dit standpunt baseerde de fiscus zich op twee vrij alleenstaande arresten (Brussel, 19.10.1995 en Gent, 18.01.1996). De fiscus stelt dat in die arresten duidelijk wordt gesteld dat het feit dat de nevenactiviteit nauw verband houdt met de hoofdactiviteit van de betrokken belastingplichtige of in het verlengde van diens beroepsactiviteit ligt, laat besluiten dat de uit die nevenactiviteit verkregen inkomsten als inkomsten uit een winstgevende bezigheid en dus als beroepsinkomsten moeten worden aangemerkt. Pittig detail: de ambtenaren van Financiën zijn met deze arresten en dit standpunt zelf niet onverdeeld gelukkig. Niet weinigen onder hen zijn immers ook bedrijvig in de sector van voordrachten en publicaties.

Zwaluw

Maar de rechtspraak staat niet stil. Hetzelfde hof te Brussel heeft een arrest de wereld ingestuurd waar in een gelijkaardig geval net het tegenovergestelde besluit volgt (Brussel, 23.01.1998; Fiscale Wetgeving en Rechtsbronnen, Ced Samsom, 9852075). In dat arrest legt het hof de circulaire naast zich neer. Het ging om een professor psychologie die als gerechtelijk expert werkt. Het hof stelt dat de inkomsten uit deze nevenactiviteit bij voortduur als diverse inkomsten moeten belast worden, niettegenstaande het feit dat de diverse aanstellingen als gerechtelijk expert onmiskenbaar gebeurd zijn tengevolge van naam en faam van de betrokken professor.

Het feit dat de bekwaamheden die de betrokkene aanwendt in die nevenactiviteit verworven zijn tijdens zijn beroepsactiviteit, is dus volgens het hof niet voldoende om te besluiten dat de daaruit bekomen vergoedingen als beroepsinkomsten moeten belast worden. Bovendien stelt het hof dat om van een beroepsinkomen te kunnen spreken, de activiteit dermate moet georganiseerd zijn dat ze erop gericht is een zo groot mogelijke winst na te streven en dat daarvoor specifieke professionele middelen worden ingezet. Vermits de administratie in casus het bestaan van zo'n organisatie niet kon aantonen, besloot het hof tot belastbaarheid als diverse inkomsten.

Eén zwaluw maakt de iet. Maar het is toch een merkwaardig arrest. Dat een nevenactiviteit voortvloeit uit de hoofdactiviteit is niet voldoende om te besluiten tot beroepsinkomen. Of de fiscus het hier zal bij laten is de vraag. Het arrest dateert van 23.01.1998. Om een voorziening bij het Hof van Cassatie in te leiden heeft de fiscus immers tijd tot drie maanden te rekenen vanaf de kennisgeving van het arrest. De administratie heeft tijd tot eind april om de verbreking te vragen. Dus de betrokken prof mag de champagne al in zijn koelkast leggen. Maar met drinken wordt best nog gewacht. Waarmee niet gezegd is dat indien Cassatie volgt, het arrest effectief zal verbroken worden!

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 2 april 1998.