DE FISCALE GEVOLGEN VAN DE EURO

Binnen een paar maanden vieren we de overgang naar het kalenderjaar 1998. In dat jaar zullen alle belangrijke beslissingen rond de euro genomen worden. Alhoewel die er pas zal zijn vanaf 1 januari 1999, is in menig opzicht 1998 belangrijker voor de euro dan de volgende jaren. Natuurlijk heeft de invoering van de euro ook gevolgen op fiscaal vlak. Voor zover België uiteraard tot de muntunie zal behoren. In een eerste bijdrage gaan we in op twee aspecten: de aangifteproblematiek en de wisselverschillen.Gedurende de eerste drie jaar van 1 januari 1999 tot 31 december 2001 is de grote leuze: 'no compulsion, no prohibition'. Niets moet, alles kan. Eenieder die wenst over te schakelen op de euro, mag dat doen. Wie bij de oude vertrouwde Belgische frank wil blijven, kan dat eveneens. Tijdens de overgangsperiode mag de Belgische overheid het gebruik van de euro of van de Belgische frank niet verbieden noch opleggen of beperken. Vandaar dat de fiscus zal moeten toelaten dat vanaf begin 1999 in sommige gevallen de aangiftes in euro of in Belgische frank worden ingevuld. Bij de indirecte belastingen zal de keuzemogelijkheid vermoedelijk enkel bestaan voor aangiftes die betrekking hebben op belastbare handelingen die dateren van na 31 december 1998.

Het lijkt in dit opzicht te verwachten dat inzake BTW, vanaf de maandaangifte BTW voor handelingen van januari 1999 of het eerste kwartaal van 1999, de aangiftes in Belgische frank of euro ingediend zullen kunnen worden. De aangiftes inzake directe belastingen die betrekking hebben op belastbare tijdperken die samenvallen met het kalenderjaar zullen voor het aanslagjaar 1999 nog in de oude Belgische frank ingediend moeten worden. Pas vanaf aanslagjaar 2000 zullen die in euro of Belgische frank kunnen.

Een probleem is er voor belastbare tijdperken die niet samenvallen met het kalenderjaar. Neem bijvoorbeeld een vennootschap met een boekjaar dat loopt van 1 juli 1998 tot 30 juni 1999. Daar lijkt het logisch dat deze wél al in euro zal kunnen. Immers: de jaarrekening kan al in euro opgemaakt en neergelegd worden. De aangifte in de vennootschapsbelasting zou dan uiteraard ook in euro moeten kunnen. Dezelfde regel zal gelden voor de overige aangiftes. Neem een aangifte in de bedrijfsvoorheffing. Heeft die betrekking op bezoldigingen van december 1998, dan zal die in januari 1998 in Belgische frank ingediend moeten worden. Pas deze voor de bezoldigingen voor januari 1999 zal in euro kunnen. Maar eenmaal voor de euro gekozen, zal er geen weg meer terug zijn. Eenmaal euro, altijd euro!

Verschillen

Maar wat met de wisselverschillen die optreden tussen de Belgische frank en de munten die tot de muntunie behoren? De Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) heeft daartoe al in januari 1997 haar standpunt bekend gemaakt (Bulletin CBN nr. 37, p. 1-33). En de fiscus zou het algemene principe dat de CBN heeft aangenomen, laten doorgelden in fiscalibus.

Een voorbeeld kan een en ander verduidelijken. Neem aan dat de omrekeningskoers tussen de Duitse mark en de Belgische frank vastgesteld wordt op 21 tot 1 (neem bijvoorbeeld aan dat 2 DEM = 1 euro en 42 BEF = 1 euro). Een vennootschap met een boekjaar dat samenvalt met het kalenderjaar heeft in de loop van 1998 een vordering in Duitse mark geboekt aan de toen geldende koers 20 tot 1. Die onderneming zal aldus bij de ontvangst van de betaling per Duitse mark, 1 frank winst realiseren. Neem nu aan dat in ons voorbeeld deze betaling volgt in de loop van het boekjaar 1999 (maar dit zou evengoed het boekjaar 2005 kunnen zijn). Op welk tijdstip moet deze winst geboekt en in beginsel belast worden? De CBN stelt dat dit moet gebeuren op 31 december 1998. De wisselkoers zoals die zal worden vastgesteld door de Europese autoriteiten (in ons voorbeeld 21 tot 1) moet gelden als slotkoers op 31 december 1998 en is bijgevolg op die datum boekhoudkundige winst. Dit betekent dat alle winsten ten gevolge van de vastgestelde omrekeningskoersen, in de resultatenrekening moeten verschijnen in de jaarrekening over het boekjaar 1998 (of voor boekjaren verschillend van het kalenderjaar, in het boekjaar dat 31 december 1998 bevat). De CBN voorziet in twee gevallen een spreiding van dat wisselverschil over verschillende jaren. De fiscus lijkt het algemene principe van onmiddellijke in resultaatname te volgen. Behalve voor de twee uitzonderingen die de C.B.N. heeft voorzien.

Verliezen

Wisselverliezen tengevolge van de overschakeling op de euro zullen als beroepskosten aanvaard worden in het boekjaar dat 31 december 1998 bevat. Maar de fiscus zal vermoedelijk geen problemen maken, indien gewacht wordt met het boeken van deze verliezen tot het boekjaar waarin de afhandeling plaatsgrijpt. Stel dat het verlies 1 Belgische frank is, maar dat de betaling pas gebeurt in boekjaar 2000 (boekjaar = kalenderjaar), dan kunnen de in één van beide jaren fiscaal ten laste worden genomen. Beroepskosten moeten immers in het belastbare tijdperk werkelijk zijn betaald of gedragen (in boekjaar 2000) of het karakter van zekere en vaststaande schulden of verliezen hebben verkregen en als zodanig zijn geboekt (in boekjaar 1998) (art. 49, tweede lid W.I.B. 1992).

Winsten

Opbrengsten liggen wat moeilijker. Alhoewel zij conform het advies van de CBN geboekt zullen worden in het boekjaar dat 31 december 1998 bevat, zijn zij niet noodzakelijk te belasten in aanslagjaar 1999. Het Wetboek Inkomstenbelasting (WIB) stelt immers dat uitgedrukte maar niet verwezenlijkte meerwaarden, vrijgesteld zijn (met aansluiting van meerwaarden op voorraden en bestellingen in uitvoering; zie art. 44,p.1, 1 WIB 1992) op voorwaarde dat deze op één of meerdere afzonderlijke rekeningen van het passief worden geboekt (art. 190, eerste lid WIB 1992).

Nog steeds in het kader van het gegeven voorbeeld (boekjaar = kalenderjaar), kan ernstig verdedigd worden dat de winst van 1 frank niet behoort tot het belastbaar tijdperk 1998, maar behoort tot de fiscale winst van het boekjaar 2000, vermits de Duitse klant in dat boekjaar betaalt en de winst pas dan gerealiseerd wordt. In tussentijd moet die ene Belgische frank wel geboekt worden op 'Belastingvrije reserves'. Voor boekjaren verschillend van het kalenderjaar geldt dezelfde regel. Voor zover op het einde van het boekjaar waartoe 31 december 1998 behoort, de positie nog niet is afgehandeld, kan via de techniek van de belastingvrije reserve, de belasting op de winst van de omrekening worden uitgesteld.

Niets verbiedt de onderneming niet te opteren voor deze vrijstelling en meteen te kiezen voor het betalen van de belastingen op deze winst. Trouwens, als de winst wordt uitgesteld, zal per positie de afwikkeling moeten in het oog gehouden worden wat voor belastingplichtige én controleur heel wat werk kan betekenen. Wat niet belet dat toch voor uitstel van belasting wordt gekozen voor belangrijke bedragen. Maar let wel op: stel dat de onderneming de winst helemaal niet boekt. In dat geval zal de fiscus resoluut het belastbaar resultaat verhogen. Voor de vrijstelling kan enkel geopteerd worden als de onderneming daarvoor expliciet heeft gekozen en de noodzakelijke boeking heeft verricht.

Naar verluid zal de minister van Financiën rond een en ander vrij binnenkort zijn standpunt bepalen. Dé discussie zal uiteraard worden of eventuele wisselwinsten al dan niet gerealiseerd worden op 31 december 1998. Maar stellen dat deze op die datum gerealiseerd worden, is gevaarlijk. Stel u even voor dat de betrokken klant nooit betaalt.... Het is in elk geval te hopen dat een duidelijk standpunt wordt ingenomen. En voor zover daarbij twijfel zou kunnen opduiken, is het zeker aan te bevelen een wetgevend initiatief te nemen. De belastingplichtige moet volle rechtszekerheid hebben.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 18 september 1997.