VENNOOTSCHAPPENTIJD

We naderen oudejaar. Traditioneel zitten een aantal belastingplichtigen met de vraag of zij al dan niet de overstap naar vennootschap zullen wagen. Het jaar 1991 was een goed jaar en de vooruitzichten gaan de juiste kant uit. Maar de idee dat de fiskus een belangrijk deel opeist van het verdiende inkomen, laat hen niet onberoerd.

Een typisch geval: een gehuwde zelfstandige verdient samen met zijn helpende echtgenote een belastbaar inkomen van 4 miljoen frank. Daarop zal dat gezin in beginsel 1.928.434 fr. (cijfer voor aanslagjaar 1992 met 7% aanvullende gemeentebelasting) belasting betalen. Gemiddeld 48,2% ondanks de twee kinderen ten laste. De zelfstandige in dit voorbeeld kan een zelfstandige zijn met een eenmanszaak (een kleinhandelaar), een dokter, en dezelfde cijfers gelden ook voor een manager die dan wel in zijn huidige statuut (nog) geen zelfstandige is. Is een vennootschap in zo'n geval zinvol?

Drogreden

Een boutade leert dat het tarief in de vennootschapsbelasting goedkoper is dan dat van de personenbelasting. Die stelling is juist. Binnen een vennootschap kan voor de klassieke KMO vaak gekozen worden voor de verminderde tarieven. Dat betekent dat op de eerste schijf van 1.000.000 fr. de vennootschap 28% betaalt, op de volgende 2.600.000 fr. (dus de schijf van 1.000.0000 tot 3.600.000 fr.) wordt dit 36% en een derde schijf van 3.600.000 tot 123.000.000 fr. wordt aan 41% onderworpen. Elk bedrag boven de 13.000.000 fr. wordt belast tegen het eenvormige tarief van 39%. In de personenbelasting betaalt men reeds vanaf een globaal belastbaar inkomen van 464.000 fr. een marginaal tarief van 42,8%.

Voor onze zelfstandige met zijn "winst' van 4 miljoen zou de te betalen belasting bij de keuze van een vennootschap dalen van 1.928.434 fr. naar 1.380.000 fr. (280.000 + 936.000 + 164.000). Een besparing van 28,4%. Dit voorbeeld toont aan dat de tarieven in de vennootschapsbelasting inderdaad lager zijn. Maar deze redenering is in vele gevallen een drogreden. De besparing zal in beginsel enkel en alleen gerealizeerd worden indien de vennootschap geen inkomen uitkeert aan haar vennoot op één of andere wijze. Anders gesteld: alle winst blijft in de vennootschap. Onze zelfstandige moet dan van een ander inkomen kunnen leven.

Echte reden

Meteen mag duidelijk zijn dat een zuivere tariefvergelijking uit den boze is. Deze redenering mag enkel indien de onderneming een belangrijk deel van haar winst wenst te investeren. In dat geval moet geen inkomen uitgekeerd worden naar de vennoot. Aldus kan via een vennootschap meer winst in de onderneming gehouden worden doordat minder belasting betaald moet worden.

Eenmaal de vennoot inkomen uit zijn vennootschap wenst te halen, komt de personenbelasting opnieuw op de proppen. Binnen de personenbelasting bestaan vier soorten inkomsten. Vermits wij een van de meest baksteen-gezinde volkeren zijn van deze wereld, zijn de onroerende inkomsten niet onbelangrijk. In principe betreffen het inkomsten uit onroerende goederen die de belastingplichtige in eigendom heeft. De tweede en meteen op dit ogenblik mooiste soort inkomsten uit de personenbelasting zijn de roerende inkomsten. Hierbij moet gedacht worden aan rente van leningen, kasbons, obligaties en dividenden op aandelen. Na de meest voordelige, de meest dramatische soort inkomsten: het inkomen uit arbeid of het beroepsinkomen. Iedere Belg heeft in de regel een inkomen uit arbeid en het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de fiskus vooral daar het geld gaat zoeken dat onze schuldrijke staat zo nodig heeft. Vandaar dat mag gesteld worden dat dit soort inkomen het meest fiskaal ongunstig is. Als laatste soort moeten we het divers inkomen aanstippen. Zoals de term het zelf zegt, zitten daar een aantal inkomsten die in de vorige rubriceringen niet thuishoren. Een aantal voorbeelden: spekulatieve meerwaarden, ontvangen onderhoudsgelden, inkomsten uit niet-beroepsmatige onderverhuring van onroerende goederen en meerwaarden op terreinen vervreemd binnen de acht jaar na verkrijging.

Een zelfstandige zonder vennootschap is dus met handen en voeten gebonden aan het zwaar belaste inkomen uit arbeid. Elke frank die hij verdient wordt immers als beroepsinkomen belast. Richt hij een vennootschap op, dan kan hij zijn inkomen laten "verdienen' door die vennootschap. Die rechtspersoon fungeert dan echter als doorgeefluik. De BVBA, NV,... kan nu echter zelf kiezen hoe het inkomen aan de vennoot wordt uitgekeerd. Het zal daarbij meteen duidelijk zijn dat zo veel mogelijk zal vermeden worden om beroepsinkomen uit te keren. Wel zal gepoogd worden fiskaal-vriendelijk onroerend en roerend inkomen uit te keren. De echte reden voor de oprichting van een vennootschap ligt dus niet in de tariefwinst, maar wel in het feit dat de zelfstandige zijn inkomen met een vennootschap kan spreiden over de vier inkomsten uit de personenbelasting. Daarbij zal hij vooral kiezen voor de meest gunstige.

Hoe?

De vraag is uiteraard hoe. Om te beginnen kan hij zijn vennootschap onroerend inkomen laten betalen. Zoals reeds gesteld, heeft elke Belg wel een eigen woning. Daarbij gaat hij niet zelden een belangrijke lening aan om deze woning te financieren. En dat moet hij op termijn terugbetalen met intrest. Deze intresten zijn onbeperkt aftrekbaar van de inkomsten uit onroerende goederen. Gebruik makend van deze regel kan de belastingplichtige als volgt redeneren. Vermits hij een stuk van zijn woning beroepsmatig gebruikt, vraagt hij aan zijn vennootschap een huur voor het gebruik ervan. Bij voorbeeld 20.000 fr. per maand. Per jaar ontvangt hij aldus 240.000 fr. Indien hij voor 240.000 fr. intresten betaalt voor een schuld specifiek aangegaan om onroerende goederen te verkrijgen, zal hij op die huurinkomsten geen belasting betalen. Kortom: de vennootschap betaalt die intrest van de woning die via de "huur'-truuk volledig aftrekbaar is als kost binnen de vennootschap. Belangrijk daarbij is dat de intresten betreffende een schuld die is aangegaan voor één enkel onroerend goed, kunnen worden afgetrokken van de totale onroerende inkomsten. Dit wil zeggen dat de intresten geen betrekking hoeven te hebben op het onroerend goed dat door de belastingplichtige wordt verhuurd aan de vennootschap.

Roerend

Daarnaast kan roerend inkomen worden gecreëerd. Dit moet uitgevoerd worden in twee fazen. Vermits de belastingplichtige een vennootschap opricht, kan hij zijn eenmanszaak stopzetten. Bij stopzetting laat de fiskus toe dat hij daarbij een overnamesom ("goodwill') vraagt aan de overnemer die in de personenbelasting belast wordt tegen 16,5% (te verhogen met de aanvullende gemeentebelasting). Dat gunstig tarief geldt enkel voor het gedeelte van de overnamesom dat niet hoger is dan "vier maal het gemiddelde van de belastbare netto-winst of -baten met betrekking tot de verdwenen werkzaamheid behaald gedurende de vier jaren die aan de stopzetting of de vermindering van de werkzaamheid voorafgaan' (art. 93 1, 2,B WIB).

Aldus verkoopt de zelfstandige zijn werkzaamheid aan "zijn' vennootschap die aldus bij hem in het krijt komt te staan. Stel dat de overnamesom daarbij op 4 miljoen wordt bepaald. Dan zal die pas geboren vennootschap dat niet in één keer kunnen betalen. Vandaar dat de oud-zelfstandige bereid is daarvoor een lening toe te staan aan die vennootschap tegen een intrest van 13,5% (KB 14.06.1991, BS 20.06.1991). Aldus moet de vennootschap per jaar 540.000 fr. betalen aan de oud-zelfstandige, tevens vennoot van de betrokken vennootschap. De vennootschap moet 10%, zegge en schrijve 54.000 fr., roerende voorheffing betalen aan de fiskus en de vennoot dient dit niet aan te geven in de personenbelasting. Hij ontvangt netto 486.000 fr.

Een aantal waarschuwingen zijn hier op hun plaats. Enkel een naamloze vennootschap of een commanditaire vennootschap op aandelen kan intresten betaald aan vennoten aftrekken als kosten. Dit systeem kan niet toegepast worden binnen besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en koöperatieve vennootschappen. De intrest mag niet lukraak gekozen worden. De koning bepaalt het maximum tarief dat u mag vragen. Vraagt u meer, dan is het gedeelte boven het toegestane maximum niet aftrekbaar binnen de vennootschap. Ook het netto bedrag dat de vennoot ontvangt, is beperkt: dit mag maximaal 523.000 fr. bedragen (cijfer aanslagjaar 1992). Is het hoger, dan moet op het gedeelte daarboven nogmaals 25% extra betaald worden tenzij dat gedeelte wederbelegd wordt in bepaalde roerende waarden. Let tot slot ook op voor eventuele successie. Het feit dat op de balans van de vennootschap een schuld voorkomt, betekent dat dit bij overlijden per definitie deel uitmaakt van de successie.

Niet definitief

Tot hier een aantal voordelen van een vennootschap. Vennootschappen hebben ook nadelen. Die moeten uiteraard ook bekeken worden. Wij willen één argument dat vaak gebruikt wordt in een specifiek daglicht zetten. De keuze voor een vennootschap is geen definitieve keuze. Dit om twee redenen. Om de voordelige taksatie van de "goodwill' te bekomen moet de belastingplichtige zijn eenmanszaak stopzetten. Hij mag dus niet weer herbeginnen. Maar de verjaringstermijn bedraagt in deze principieel drie aanslagjaren. Stel: in 1991 zet hij zijn eenmanszaak stop. Dan mag hij vanaf 01.01.1995 opnieuw starten met een eigen eenmanszaak die net dezelfde aktiviteit heeft als de vennootschap. Daarnaast moet de vennootschap ontbonden worden. Daarbij is een bijzondere aanslag van toepassing. Maar via recente interpretatie zou het zo zijn dat bij vereffening geen roerende voorheffing dient betaald te worden op de uitgekeerde reserves. Dus: vennootschap is geen definitieve keuze. Bij zich wijzigende wetgeving kan een stap terug gezet worden waarbij in tussentijd de belastingplichtige wel (mee) heeft kunnen profiteren van gunstige fiskaliteit.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 22 november 1991.