MEERWAARDEN OP AANDELEN IN DE PERSONENBELASTING

Of meerwaarden op aandelen belastbaar zijn in de personenbelasting maakt al jaren het voorwerp uit van verhitte discussies. De rechtbank in Hasselt oordeelde in het geval van een forse meerwaarde dat dat niet het geval is. Vooral de definitie van speculatie valt daarbij op.

Het ging om een verkoop van aandelen van onroerendgoedvennootschappen door een natuurlijk persoon voor respectievelijk 4,2 en 1 miljoen euro. Dat gebeurde naar aanleiding van een conflict tussen twee aandeelhouders. Als oplossing kocht de ene aandeelhouder de andere uit zodat de vennootschap conflictloos verder kon. De aandelen waren door de verkopende aandeelhouder destijds verworven voor 17.000 euro zodat het leeuwendeel van de verkoopprijs een zuivere meerwaarde was.

De verkoper gaf in zijn aangifte in de personenbelasting niets aan voor deze verkoop. De fiscus was het daar niet mee eens. Hij riep art. 90, 1° WI.B. 1992 in: winst of baten, hoe ook genaamd, die voortkomen uit enige prestatie, verrichting of speculatie of uit diensten bewezen aan derden zijn belastbaar, met uitsluiting van normale verrichtingen van beheer van een privévermogen bestaande uit onroerende goederen, portefeuillewaarden en roerende voorwerpen. Volgens de fiscus kaderde de verkoop niet in een normaal beheer van een privévermogen door een goede huisvader. Naar verluidt had de fiscus het nogal moeilijk met de hoogte van de gerealiseerde meerwaarde. Dus kreeg de belastingplichtige een aanslagbiljet van 2,1 miljoen euro: een aanslag tegen 33 procent, wat het afzonderlijke tarief is van toepassing op de ingeroepen wettelijke bepaling, verhoogd met een boete van 10 procent.

De rechtbank maakt een zorgvuldige analyse van het door de fiscus ingeroepen artikel. De vraag is of de belastingplichtige handelde als goede huisvader.

De rechtbank roept twee argumenten in om de stelling van de fiscus te counteren. De aandelen werden vooreerst verkocht omwille van de onenigheid tussen de aandeelhouders. De fiscus bevestigde dat ter zitting voor de rechtbank. De aandelenoverdracht had dus tot doel een einde te maken aan de onenigheid. Dus gaat het niet om een verrichting van commerciële of industriële aard. Daarnaast werden de aandelen destijds niet aangekocht met de bedoeling op korte termijn winst te maken. De fiscus kan niet aantonen dat bij het verwerven van de aandelen de intentie bestond die op korte of lange termijn met een fikse winst door te verkopen. Waarmee de rechtbank het bewijs van speculatie afhankelijk maakt van de bedoelingen bij de aankoop. Er kan redelijkerwijs aangenomen worden dat de aandelen zonder conflict niet waren verkocht. Dat een flinke meerwaarde werd behaald, bewijst het speculatieve karakter niet, argumenteert de rechtbank nog. De belastingplichtige heeft gehandeld als goede huisvader. De aanslag wordt in zijn geheel vernietigd.

Dit is een juist vonnis. Vooral de definitie van speculatie die de rechtbank hanteert, is belangrijk. Om daarvan te kunnen spreken, moet die intentie er al zijn bij het verwerven van de aandelen.

Maar zelfs speculatie op zich moet niet steeds leiden tot belastbaarheid op grond van de gebruikte wettelijke bepaling. Er zijn tijden geweest dat zelfs een goede huisvader zich aan speculatief handelen waagde met aandelenaankopen.

Intussen kunnen meerwaarden op aandelen belast worden op basis van het nieuwe artikel 90, 9°, eerste lid W.I.B. 1992 als het gaat om een meerwaarde verwezenlijkt naar aanleiding van de overdracht onder bezwarende titel buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid, daaronder niet begrepen normale verrichtingen van beheer van een privévermogen. De beoordeling en tarief van dit nieuwe artikel is niet anders dan deze van het oude. De ‘goede huisvader’ blijft overeind.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 1 september 2010.