HERKWALIFICATIE INTEREST HOEFT NIET ALTIJD

Het geven van een geldlening aan een eigen vennootschap is vaak fiscaal aantrekkelijk. De verdiende interest is volledig aftrekbaar binnen de vennootschap en de kredietverstrekker wordt er maar op belast aan een tarief van 15 procent. Maar onze magistraten zijn dissonant als ze moeten oordelen wat de definitie is van een geldlening. Het Hof van Beroep te Luik hakt de knoop gunstig door.

Het geven van een voorschot aan een vennootschap is vaak fiscaal interessant. Stel dat een voorschot wordt gegeven van 100.000 EUR, dan mag de kredietverlener zich uiteraard doen vergoeden met een interest. Neem aan dat het een voorschot is dat niet gebonden is aan een vast terugbetalingschema en dat de verstrekker geen waarborgen vroeg. Dan kan marktconform zeker een interest van 6 procent gevraagd worden. In de markten katern van deze krant staat te lezen dat banken de dag van vandaag 14 procent debetrente aanrekenen op een zichtrekening. Op jaarbasis betekent 6 procent interest een som van 6.000 EUR. Op die interest moet de vennootschap in de regel 15 procent roerende voorheffing inhouden. Wat betekent dat de kredietverlener netto 5.100 overhoudt. Door het liberatoir karakter van de roerende voorheffing is daarmee de kous af. Verdere belasting moet daar niet op betaald worden. Een voordelig belastingtarief. Bovendien kan de volle 6.000 EUR als beroepskost binnen de vennootschap fiscaal aangerekend worden.

Om excessen te vermijden heeft de wetgever echter het bedrag beperkt dat een natuurlijk persoon rentegevend aan zijn eigen vennootschap mag lenen (art. 18, eerste lid, 4° W.I.B. 1992). Dat bedrag is beperkt tot de som van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk en het gestort kapitaal bij het einde van dat tijdperk. Als een vennootschap bij het begin van het boekjaar belaste reserves heeft van 40.000 EUR en op het einde een kapitaal van 20.000 EUR, dan kan maar een lening met interest gegeven worden van 60.000 EUR. Wordt toch interest betaald op 100.000 EUR, dan zal vier tienden of 2.400 EUR van de toegekende interest fiscaal beschouwd worden als dividend. Wat betekent dat 2.400 EUR niet als beroepskost kan afgetrokken worden en op dat bedrag een roerende voorheffing van 25 procent moet betaald worden. Vandaar dat men in het jargon spreekt van de herkwalificatie van interesten in dividenden. Op die 2.400 EUR moet dan naast de vennootschapsbelasting van in de regel 815,76 EUR (2.400 x 0,3399) ook roerende voorheffing van 600 EUR betaald worden. Samen dus 1.415,76 EUR. Een pak meer dan de gewone 15 procent of 360 EUR (2.400 x 0,15) die op dat gedeelte zou moeten betaald worden als de grens niet was overschreden.

Eigen vennootschap

De vraag is nu wat een eigen vennootschap is en wat de wetgever bedoelt met een voorschot? De eerste vraag is vanuit de wet eenvoudig te beantwoorden. Een eigen vennootschap is een vennootschap waarvan de kredietverlener aandelen bezit of waarin hij een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of gelijksoortige functies uitoefent. De beperking geldt in principe tevens voor elke geldlening verstrekt aan die vennootschap, door hun echtgenoot of hun kinderen wanneer die personen of hun echtgenoot het wettelijke genot van de inkomsten van die kinderen hebben. Het antwoord op de tweede vraag is niet zo eenvoudig. Om te definiëren wat een voorschot is, beperkt de wet zich tot "elke al dan niet door effecten vertegenwoordigde geldlening". Deze tekst geeft voer tot discussie. Betekent dit dat elke lening die anders dan in geld is tot stand gekomen, niet in aanmerking komt voor herkwalificatie? Neem het voorbeeld van een arts die zijn dokterspraktijk omzet in vennootschap. Dan zal hij vaak zowel de immateriële als materiële bestanddelen van zijn zaak inbrengen in de nieuwe vennootschap. Niet zelden zal hij opteren die activa te verkopen aan zijn vennootschap. Die kan hem dan immers deze verkoop simpelweg betalen. Zo haalt hij meteen geld uit zijn vennootschap. Neem een arts die een ik-bvba opricht met het minimumkapitaal van 12.400 EUR. Alle activa worden aansluitend verkocht aan de vennootschap voor 200.000 EUR. De vennootschap kan die som niet meteen betalen. Dus is de arts bereid de vennootschap betalingsgemak te geven op voorwaarde dat die hem een interest betaalt. Is op die interest de herkwalificatie van toepassing? Als dat het geval is, zal het leeuwendeel van de interest geherkwalificeerd worden tot dividend. Een net opgerichte vennootschap heeft bij de aanvang van zijn eerste boekjaar nog geen belaste reserves. Het kapitaal zal op het einde van het eerste boekjaar wellicht op 12.400 EUR blijven staan zijn. Zodat 93,8 procent van de interest fiscaal als dividend zal beschouwd worden (1 - 12.400 / 200.000). De cruciale vraag is dus of die 200.000 EUR een geldlening uitmaakt. Dat lijkt niet het geval te zijn. Het is geen lening die de arts in geld aan zijn vennootschap heeft gegeven. Met andere woorden: bij het ontstaan van de lening heeft de arts geen overschrijving met geld gedaan van die som aan zijn vennootschap. Het is een lening ontstaan door de verkoop van activa. Wat geen geld is. Bij deze stelling kan geen sprake zijn van een geldlening en dus van een voorschot. Dus moet de herkwalificatie niet uitgevoerd worden.

Vraag is echter of de fiscus het daar mee eens is. Uiteraard niet. Ondermeer in een recente ruling herhaalde de administratie dat de schuld die in rekening-courant geboekt werd ten gevolge van de quasi-inbreng door de zaakvoerder, als een geldlening moet beschouwd worden en derhalve een voorschot is (Voorafgaande beslissing nr. 400.188 dd. 30.06.2005). Maar niet alle magistraten zijn het daarmee eens. Het Hof te Luik kreeg begin vorig jaar zo'n geval te behandelen (Luik, 25 maart 2005, T.F.R., 2006/5). De meerderheidsaandeelhouder had voor 750.000 EUR een onroerend goed en immateriële bezittingen verkocht aan de vennootschap. Slechts een deel van die som werd vermoedelijk meteen betaald. De rest werd geboekt op een rekening courant ten voordele van de verkoper. Het Hof oordeelt dat dit geen geldlening is. Het wetboek inkomstenbelastingen omschrijft niet wat een geldlening is. Dus moet daaraan de betekenis worden gegeven die geldt in het gemene recht. Een geldlening is een lening door overdracht van een geldsom. Een loutere inschrijving op een rekening courant is geen geldlening. Dat is het verlenen van betalingsuitstel.

Voorwaar een mooi arrest. Ook de rechtbanken te Leuven en te Namen verdedigden deze stelling al. Maar er zijn rechtbanken die anders oordelen. Zo oordeelde de rechtbank van eerste aanleg te Gent en te Antwerpen anders. Maar nu werd de problematiek voor het eerst behandeld door een Hof van Beroep. Met een gunstig gevolg voor de belastingplichtige.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 9 februari 2006.