HOF TE ANTWERPEN BEOORDEELT KB LUX BEWIJZEN

De KB Lux dossiers komen stilaan terecht bij onze Hoven van Beroep. Het Hof te Antwerpen neemt in twee recente arresten duidelijk standpunt in. De hele hetze rond de vraag of de documenten door het parket al dan niet correct werden verkregen, is voor het Hof niet gegrond omdat de bewijzen in de strafzaak op het eerste gezicht regelmatig werden vergaard. Nooit was het immers de bedoeling met deze stukken de belastingplichtigen te treffen. In een latere beslissing wijst het hof zelfs op de irrelevantie van heel deze discussie. Maar dat betekent niet dat de fiscus steeds zijn grote gelijk haalt.

In het kader van de KB Lux zaak stelde BBI Hasselt vast dat een echtpaar samen met hun zoon in 1993 een bankrekening hadden van 5 mln. EUR. De BBI had weet van deze bankrekening dankzij de inzage die zij had gekregen van de Procureur-generaal te Brussel in het strafdossier rond de KB Lux zaak. De BBI paste in 1999 de klassieke procedure toe. Eerst breidde zij de normale onderzoekstermijn uit van drie tot vijf aanslagjaren. Daartoe werden de belastingplichtigen vooraf schriftelijk en op nauwkeurige wijze in kennis gesteld van de aanwijzingen inzake belastingontduiking. Een goeie maand later verstuurde de BBI een bericht van wijziging van aangifte waarbij een indiciaire taxatie werd aangekondigd voor het volle bedrag van 5 mln. EUR. Uit de door de belastingplichtigen ingediende aangifte voor het jaar 1993 bleek immers op geen enkele wijze dat zij in dat jaar zo´n hoog bedrag bij elkaar hadden verdiend. Dus beschouwde de fiscus het hele bedrag als “zwart” verworven beroepsinkomen. De belastingplichtigen weerlegden het “zwart” karakter door aan te tonen dat in 1992 ook reeds een hoog bedrag op die rekening stond. Het jaar 1992 zou immers uit de greep van de fiscus blijven door verjaring. De administratie kon enkel teruggaan tot 1993. De fiscus aanvaardde dit bewijs en beperkte de indiciaire aanslag tot de aangroei in 1993 tot om en nabij de 1 mln. EUR. De BBI vestigde vervolgens een aanslag op dat bedrag met aanrekening van een belastingverhoging van 10 procent.

Onrechtmatig bewijs

De belastingplichtigen waren het daar niet mee eens en gingen in bezwaar tegen het gevestigde belastingsupplement. Eén van hun hoofdargumenten is dat de BBI zich bij de taxatie liet leiden door onvolledige en bovendien onwettig verkregen gegevens. Deze gegevens zijn immers verkregen door een misdrijf. Uit een verslag van Comité P blijkt immers dat de microfiches van bankrekeningen waar de BBI zich op steunt, door ex-werknemers van KB Lux zijn ontvreemd en dat deze door een dubieuze informant aan de gerechtelijke autoriteiten indertijd werden aangeboden. Maar daarnaast roepen de belastingplichtigen ook in dat de bewijsmiddelen onvolledig zijn. Zo oordeelde de correctionele rechtbank te Hasselt dat de strafrechter een hem ter beoordeling voorgelegd misdrijf alleen maar bewezen mag verklaren op grond van rechtmatig verkregen bewijs. In casu is de rechtbank van oordeel dat de bewering van beklaagden dat er ernstige twijfels bestaan omtrent de regelmatigheid van de microfiches als bewijs, niet ongeloofwaardig, noch onwaarschijnlijk is, gelet op de inhoud van het verslag van het Comité P. Aldus kunnen de microfiches in de strafvordering slechts als bewijsmiddel worden aangewend na een grondige controle van de wijze waarop zij als bewijsstukken werden verkregen. De rechtbank oordeelde dat zij in de onmogelijkheid was dit te beoordelen en sprak de beklaagden vrij (Rb. Hasselt, 30 april 2003). Het Hof te Antwerpen bevestigt vooreerst de regel dat bewijsmiddelen verkregen door handelingen die niet verenigbaar zijn met de grondregels van de strafrechtspleging, zoals het zwijgrecht, niet door de fiscale administratie kunnen worden gebruikt tegen de belastingplichtige. Maar het Hof stelt dat de stukken door de ex-werknemers van KB Lux werden ontvreemd om hun bank te chanteren voor het verkrijgen van een royale opzeggingsvergoeding. Dat is op zich een misdrijf. Maar de stukken werden niet ontvreemd om de malafide belastingplichtigen te chanteren of om hen uiteindelijk de belasting te doen betalen die zij niet hadden betaald. Enkel in dat laatste geval vindt het Hof dat de bewijsstukken niet mogen gebruikt worden. Vermits hier de ontvreemding niets te maken had met het betalen van belasting, is het bewijs “prima facie” toelaatbaar. Het Hof bevestigt dus de taxatie van de BBI (Antwerpen, 21 juni 2005). De belastingplichtigen stelden immers zelf dat de stukken door de ex-werknemers werden ontvreemd om KB Lux te chanteren en dus niet de belastingplichtigen zelf. Bovendien hebben de belastingplichtigen op verschillende ogenblikken in de taxatie de juistheid van de stukken, zowel het bestaan van de buitenlandse rekening als de door de fiscus weerhouden cijfers, bevestigd. Ze hebben dus minstens impliciet de betrouwbaarheid van de door de fiscus gehanteerde gegevens erkend.

Erkennen betrouwbaarheid stukken

In een nog recenter arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 20 september 2005 wordt een en ander nog duidelijker gesteld. De hele discussie rond het al dan niet rechtmatig verkregen bewijs is volgens het Hof irrelevant. De fiscus heeft rechtsgeldig van de Procureur-generaal inzage in het KB Lux dossier verkregen. Dus moet in deze de vraag niet gesteld worden of een en ander correct is vergaard. Maar in dit geval gaat de belastingplichtige vrijuit. Het Hof vindt dat de bewijsstukken onvoldoende zijn omdat op de documenten het briefhoofd van KB Lux ontbreekt en omdat het onvoldoende vaststaat dat de beweerde Luxemburgse rekeningen door de belastingplichtigen werden geopend bij de KB-Lux. De fiscus had wel in de loop van de beroepsprocedure bewijsstukken toegevoegd die dateerden van na de vestiging van de betwiste aanslag. Maar het Hof vindt dat dit achteraf toevoegen niet kan in de zin dat zo alsnog de taxatie “post factum” zou gerechtvaardigd worden. Wil de belastingplichtige zijn gelijk halen, dan lijkt het zo dat hij in geen enkel stadium van de procedure de juistheid van de door de fiscus gebruikte stukken mag hebben bevestigd. Deed hij dat wel, dan zou het wel eens kunnen dat hij daardoor zijn zaak zal verliezen.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 7 november 2005.