“ECONOMISCHE WERKELIJKHEID” SCHENDT GRONDWET NIET

Als een belastingplichtige constructies opzet enkel en alleen om belasting te ontwijken, kan de fiscus de overeenkomsten die hij gebruikte omzetten in belastbare akten. De vraag is of dergelijke wet de grondwet niet schendt. Het Arbitragehof vindt alvast van niet.

Sinds 31.03.1993 geldt binnen het wetboek inkomstenbelastingen een anti-rechtsmisbruikbepaling (art. 344, § 1 W.I.B. 1992). De fiscus kan de juridische kwalificatie van een akte of reeks akten veranderen, wanneer hij bewijst dat die kwalificatie tot doel heeft de belasting te ontwijken. De belastingplichtige kan het tegendeel bewijzen door aan te tonen dat die kwalificatie aan rechtmatige financiële of economische behoeften beantwoordt. Stefaan VAN CROMBRUGGE, hoogleraar Universiteit Gent, heeft van meet af aan de stelling verdedigd dat deze bepaling art. 170 G.W. schendt. Geen belasting ten behoeve van de Staat kan worden ingevoerd dan door een wet. Met art. 344, § 1 W.I.B. 1992 wordt de belasting niet langer door de wet ingevoerd. Door het artikel wordt de fiscus een wetgever. Tenzij het om simulatie gaat, schendt de fiscus de grondwet als die een juridisch werkelijk verrichte rechtshandeling vervangt door een andere omdat de steller van de rechtshandeling enkel het besparen van belasting nastreeft. Medio 2003 werd het Arbitragehof bevoegd belastingwetten te toetsen aan art. 170 G.W. en dus duurde het niet lang alvorens deze stelling aan het Arbitragehof werd voorgelegd.

Vruchtgebruik

De rechtbank te Antwerpen kreeg twee gevallen te behandelen waarin de belastingplichtigen een onroerend pand hadden verworven waarbij het vruchtgebruik hun vennootschappen toekwam. Zo’n vruchtgebruik leidt niet tot enige belastbare materie in de personenbelasting. De fiscus verving echter de akte tot vestiging van een vruchtgebruik in een huurovereenkomst zodat in de optiek van de controleur de vennootschap het pand simpelweg huurde. Door deze herkwalificatie werd de hele operatie in één slag wel belastbaar in de personenbelasting. De rechter te Antwerpen vond echter dat de anti-rechtsmisbruikbepaling de belastbare basis overlaat aan de fiscus, al naargelang diens inzicht en aldus in realiteit volgens een discretionaire beoordeling. Een belastbare basis moet bepaald worden door een wet. Niet door een inzicht van de fiscus. Dus beaamt hij volmondig de stelling van Stefaan VAN CROMBRUGGE. Vandaar dat de rechter de vraag of art. 344, § 1 W.I.B. 1992 de grondwet schendt, voorlegt aan het Arbitragehof.

Het Arbitragehof citeert uitvoerig uit de voorbereidende werken toen het geviseerde artikel werd ingevoerd. De wetgever heeft zelf stringente voorwaarden gesteld voor de toepassing van de anti-rechtsmisbruikbepaling. Allereerst is vereist dat de constructie die de belastingplichtige opzet, bedoeld is om aan belasting te ontsnappen. Bovendien moet het ontwijkingmotief door de fiscus zelf bewezen worden. De anti-rechtsmisbruikbepaling blijft daarnaast beperkt tot activiteiten die winst of voordeel opleveren en in beginsel belastbaar zijn. De verrichtingen die het beheer van een privaat patrimonium behelzen en die op generlei wijze een weerslag hebben op een belastbaar gegeven, blijven buiten schot. Bijkomend kan de belastingplichtige het bewijs leveren dat er wel degelijk rechtmatige financiële of economische behoeften voorhanden zijn die aan de basis liggen van die kwalificatie. Onder deze stringente voorwaarden heeft het artikel tot wettig doel de bestrijding van belastingontwijking. Zonder evenwel het beginsel van de mogelijkheid van keuze voor de minst belaste weg aan te tasten. De maatregel kan volgens het Hof niet worden beschouwd als een algemene machtiging die de administratie zou toestaan bij algemene maatregel zelf de belastbare materie vast te stellen. Het is wel een bewijsmiddel om in concrete gevallen bijzondere situaties individueel te beoordelen. Het grondwettelijke wettigheidbeginsel in fiscale zaken vereist niet dat de wetgever op nog meer gedetailleerde wijze de inhoudelijke voorwaarden voor de toepassing van de maatregel zou bepalen, vermits zulks vanwege de aard zelf van het verschijnsel dat ermee wordt bestreden, onmogelijk is.

Dus vindt het Hof dat de anti-rechtsmisbruikbepaling de grondwet niet schendt. De voorwaarden binnen dewelke de fiscus dit middel mag gebruiken, is voldoende strikt bepaald. Het Hof volgt de stelling van Stefaan VAN CROMBRUGGE dus niet. Daarmee heeft een eerste torpedo op art. 344, § 1 W.I.B. 1992 doel gemist. En verloren veldslag betekent niet het verlies van de oorlog. Zo moet nog uitgemaakt worden in welke akte de fiscus mag herkwalificeren. Zo is het Gentse Hof van Beroep van mening dat een herkwalificatie enkel kan als de door de partijen gestelde akte op verschillende manieren juridisch kan worden gekwalificeerd. Bij een herkwalificatie moet de juridische realiteit die de belastingplichtige tot stand heeft gebracht, worden gerespecteerd. Uitsluitend de juridische kwalificatie van de akte mag worden gewijzigd. Niet de inhoud en de gevolgen van de door de belastingplichtige gekozen akte. Alle feitelijke en juridische gevolgen van de verwezenlijkte akte moeten worden geëerbiedigd. Een debat dat dus nog niet is af is.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 2 december 2004.