CIRCULAIRE BEVESTIGT AFSCHAFFING 100 % AFTREKBAARHEID RESTAURANTKOSTEN IN CULTUREEL- OF SPORTCOMPLEX

Naar aanleiding van een parlementaire vraag was begin dit jaar nogal wat deining ontstaan rond de volledige aftrekbaarheid van de kosten van maaltijden en dranken die genuttigd worden binnen de omheining van een cultureel- of sportcomplex. De minister stelde dat deze toegeving werd afgeschaft vanaf 01.01.1999. Maar daarbij stelde menigeen de vraag of ook de andere aanverwante toleranties zouden opgedoekt worden. In een circulaire schenkt de fiscus nu klare wijn.

Als algemene regel geldt in dit land dat beroepsmatig gedane restaurant-, receptiekosten en kosten voor relatiegeschenken voor 50 procent niet als beroepskosten worden aangemerkt (art. 53, 8° W.I.B. 1992). De wet zelf voorziet op deze algemene regel twee uitzonderingen. Restaurantkosten van vertegenwoordigers van de voedingssector blijven volledig aftrekbaar als beroepskost op voorwaarde dat de belastingplichtige bewijst dat zij bij het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid noodzakelijk zijn in het kader van een mogelijke of werkelijke relatie van leverancier tot klant. In tweede instantie blijven reclameartikelen die opvallend en blijvend de benaming van de schenkende onderneming dragen eveneens volledig aftrekbaar. Maar naast deze twee wettelijk voorziene uitzonderingen zijn nog tal van andere toegevingen met de tijd ontstaan. Let wel: dit zijn geen uitzonderingen krachtens de wet. Het betreft excepties die vaak "extra legem" werden ingevoerd. Zij werden door de minister meestal op basis van een gevoel voor redelijkheid toegestaan.

Zo werd voorzien dat sommige kosten die het culturele en het sportleven ten goede komen, gelet op de bijzondere omstandigheden waarin zij worden gemaakt, met reclamekosten worden gelijkgesteld. Aldus moet op deze kosten de aftrekbeperking van 50 procent niét worden toegepast. Via parlementaire vragen gaf de minister twee soorten kosten op die aan deze kwalificatie voldoen. In eerste instantie de kosten van toegangskaarten en abonnementen op culturele en sportieve manifestaties (eventueel in loges of business-seats) die ondernemingen aan zakenrelaties schenken. Daarnaast werd ook toegestaan dat de kosten van onthaal die tijdens zo'n hierboven bedoelde manifestatie gemaakt worden (zoals maaltijden, snacks, versnaperingen, dranken) eveneens volledig aftrekbaar voor zover ze genuttigd worden binnen het concertgebouw of de omheining van het stadion.

Kosten van onthaal

Die tweede uitzondering voor kosten van onthaal binnen de omheining van een cultureel- of sportcomplex is steeds een doorn in het oog geweest van de horeca die gevestigd was in de onmiddellijke nabijheid van het complex. De reden lag voor de hand: eten binnen het complex was volledig als beroepskost aftrekbaar. Buiten die omheining eten was maar voor de helft aftrekbaar. Da scheelde voor de betalende ondernemer een flinke slok op de borrel.

Vandaar dat ook toendertijds volksvertegenwoordiger GHESQUIERE de minister daar nogmaals attent op maakte. In een parlementaire vraag schetste hij het voorbeeld van een filmmanifestatie in een bioscoopcomplex. Na de manifestatie zullen restaurantkosten gemaakt binnen de onmiddellijke nabijheid van het complex in de regel verschillend behandeld worden van deze die gemaakt worden binnen het complex zelf. Vandaar dat hij aan de minister vraagt om beide volledig aftrekbaar te beschouwen. Want, zo stelt de volksvertegenwoordiger, indien deze kosten niet op een zelfde wijze worden behandeld, maakt dit toch een schending van het gelijkheidsbeginsel uit. Om ons Bourgondisch leven veilig te stellen, willen we zelfs de grondwet boven halen … (PV 1552, 17.11.1998, V & A, Kamer, 1998-99, nr. 159, p. 21492).

Maar de vorige minister van Financiën kwam uiterst verrassend uit de hoek. Vooreerst stelde hij dat de restaurantkosten gemaakt in de onmiddellijke nabijheid van een bioscoopcomplex met zakenrelaties naar aanleiding van een filmmanifestatie, niet volledig aftrekbaar zijn als beroepskost. Maar het antwoord krijgt zijn volle kracht van zodra de minister stelt dat er inderdaad een discriminatie is ontstaan naargelang de maaltijden gebruikt worden in een gewone horecazaak dan wel in een zaak die gelegen is binnen de omheining van een cultureel- of sportcomplex. En de minister besluit: "Om aan die discriminatie een einde te maken heb ik de administratie verzocht de bepalingen van art. 53, 8° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 strikt toe te passen met betrekking tot de vanaf 1 januari 1999 gedane kosten.".

Horeca

Dit antwoord sloeg uiteraard in als een bom. Vooral voetbalclubs zaten met de hele zaak meer dan verveeld. Zij deden juist goede zaken door de volledige aftrekbaarheid van maaltijden en dranken binnen hun omheining. Die zouden nu wel eens kunnen gaan verminderen. Maar daartegenover stond dat er nogal wat onduidelijkheid ontstond rond welke uitzonderingen “extra legem” nu zouden afgeschaft worden. Zouden zij allemaal ter ziele gaan (de minster heeft het immers over art. 53, 8° W.I.B. 1992), of zou enkel deze voor de kosten van maaltijden en dranken die genuttigd worden binnen de omheining van een cultureel- of sportcomplex verdwijnen?

Ook HO.RE.CA Vlaanderen VZW vond dat een en ander meer duidelijkheid vereiste. Vandaar dat deze organisatie op 16.03.19999 een brief stuurde naar de fiscus met een dringende vraag om duidelijkheid. Op 06.07.1999 antwoordde de administratie dat de kosten van onthaal (maaltijden, snacks, versnaperingen, dranken, enz.) die vanaf 01.01.1999 ter gelegenheid van culturele of sportieve manifestaties (in het kader van de beroepswerkzaamheid) zijn gedaan binnen de omheining van een cultureel- of sportcomplex, nog slechts ten belope van 50 procent als beroepskosten aftrekbaar zijn (Ci.RH.243/520.662 van 09.07.1999).

De fiscus blijkt dus de meest enge interpretatie te geven aan het antwoord op de geciteerde parlementaire vraag. Enkel de uitzondering voor de kosten van onthaal zullen niet langer kunnen. Uit dit antwoord volgt dat de overige toegevingen vooralsnog overeind blijven. De kosten van toegangskaarten en abonnementen op culturele en sportieve manifestaties (eventueel in loges of business-seats) die ondernemingen aan zakenrelaties schenken blijven dus wel ten volle aftrekbaar (Com.I.B. 1992 53/160, eerste lid, 1°). Enkel het eten en de drank moet fiscaal beperkt worden als beroepskost (Com.I.B. 1992 53/160, eerste lid, 2°). Ook de andere toleranties die niets te maken hebben met culturele of sportmanifestaties zoals in het buitenland gemaakte beroepsmatige restaurantkosten met in principe buitenlandse zakenrelaties (Com.I.B. 1992 53/137), blijven dus onverkort volledig aftrekbaar zijn.

Hoop

Maar, voetbalvrienden, niet getreurd. In het regeerakkoord “De brug naar de eenentwintigste eeuw” van VERHOFSTADT I staat te lezen dat de regering de aftrekbaarheid van bepaalde onbetwistbare kosten geleidelijk wenst uit te breiden. Hierbij wordt vermoedelijk gedacht aan de beperkte aftrekbaarheid van restaurant-, receptie-, kledij- en autokosten. De kans bestaat dus dat de nieuwe regering snel de afschaffing van deze tolerantie zal ongedaan maken bij wet. Voetbal: een feest!

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 20 augustus 1999.