MEERWAARDEN OP BEDRIJFSVOERTUIGEN NIET LANGER BELAST

In september 2000 lieten de vrachtwagenchauffeurs flink van zich horen omdat de prijzen van de brandstof van hun vrachtwagens drastisch waren gestegen. De regering beloofde toen een aantal voor de sector voordelige maatregelen te treffen die samen 100 mln. EUR mochten kosten. Zo beloofde de regering fiscaal steun te verlenen aan investeringen in voertuigen (vrachtwagens, aanhangwagens) met assen en wielsystemen die beantwoorden aan Europese normen en dus minder schadelijk zijn voor de wegen. De regering diende dan ook in de Kamer een wetsontwerp in om een belastingvrijstelling in te voeren op een meerwaarde die tot stand komt bij de vervreemding van een bedrijfsvoertuig zo die meerwaarde wordt aangewend voor de aankoop van een voertuig dat beantwoordt aan ecologische normen. Deze wet is intussen gestemd op 14.01.2003 en stond in het Staatsblad op 05.02.2003.

Deze nieuwe regeling wordt ingeschreven in art. 44bis van het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 (W.I.B. 1992). Het nieuwe systeem stelt sommige meerwaarden verwezenlijkt op bedrijfsvoertuigen volledig en definitief vrij van belasting wanneer een bedrag gelijk aan de verkregen schadevergoeding of de verkoopwaarde wordt herbelegd. Deze maatregel gaat dus verder dan de sinds 1990 bestaande gespreide taxatie die is ingevoerd voor meerwaarden behaald op immateriële en materiële vaste activa (art. 47 W.I.B. 1992). In dat systeem moet de belasting niet meteen betaald worden op de behaalde meerwaarde. Ze mag gespreid betaald worden. Over hoeveel jaar dat gebeurt, hangt af van het afschrijvingsritme van het goed waarin wordt herbelegd. Maar bij de gespreide belasting betaalt de onderneming uiteindelijk over verschillende jaren toch de volledige belasting op de behaalde meerwaarde. In het systeem dat nu ingevoerd wordt voor meerwaarden op bedrijfsvoertuigen, wordt helemaal geen belasting betaald op de behaalde meerwaarde. De maatregel geldt zowel binnen de personen- als binnen de vennootschapsbelasting. Voor vennootschappen moet wel extra de onaantastbaarheidvoorwaarde van art. 190 W.I.B. 1992 worden geëerbiedigd. De meerwaarde moet dus op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief geboekt blijven en mag niet tot grondslag dienen voor de berekening van de jaarlijkse dotatie aan de wettelijke reserve of van enige beloning of toekenning.

Deze gunstmaatregel is uiteraard aan strikte voorwaarden gebonden. Twee soorten meerwaarden komen in aanmerking. Elke vrijwillig behaalde meerwaarde bij vervreemding komt in aanmerking voor zover het betrokken bedrijfsvoertuig sedert meer dan drie jaar vóór zijn vervreemding de aard van vaste activa had binnen de onderneming. Concreet betekent dit dat het voertuig minstens dag-op-dag drie jaar als investering moet gefungeerd hebben. Die vereiste van drie jaar valt weg als het gaat om een gedwongen meerwaarde verwezenlijkt naar aanleiding van een schadegeval, een opeising in eigendom of een andere gelijkaardige gebeurtenis. Als een meerwaarde wordt behaald naar aanleiding van de verkoop van een bedrijfsvoertuig na een wegongeluk, moet de drie jaar voorwaarde niet vervuld worden. Een ongeluk is immers een schadegeval zodat de uitzondering op de drie jaar regel zondermeer geldt.

Definitie bedrijfsvoertuig

Wat moet nu verstaan worden onder een bedrijfsvoertuig? Dat kunnen twee soorten voertuigen zijn. Tot de eerste categorie behoren voertuigen aangewend voor bezoldigd personenvervoer, met name autobussen, autocars en de autovoertuigen die uitsluitend worden aangewend hetzij tot een taxidienst, hetzij tot verhuring met bestuurder. Daarnaast mag het gaan om voertuigen aangewend voor goederenvervoer, met name trekkers en vrachtwagens, en aanhangwagens en opleggers met een maximum toegelaten massa van minstens vier ton. De interpretatie van deze omschrijvingen moet gebeuren zoals dat het geval is binnen de verkeersbelasting. Zo wordt met het woord “uitsluitend” enkel die autovoertuigen bedoeld die inzake verkeersbelasting zijn vrijgesteld met uitsluiting van de andere autovoertuigen zoals bijvoorbeeld een taxi die zowel voor de beroepsdoeleinden als voor privé-verplaatsingen wordt gebruikt.

De herbelegging moet opnieuw gebeuren in bedrijfsvoertuigen die voldoen aan de zonet gegeven definitie en die bovendien beantwoorden aan de ecologische normen die zullen bepaald worden in een apart KB. Dat moet gebeuren via een KB gezien deze normen verschillen naargelang het gaat om vrachtwagens, autobussen, autocars of personenwagens die worden gebruikt door taxidiensten. De bedrijfsvoertuigen die aan deze kwalificaties voldoen zullen in België voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid moeten gebruikt worden. In de voorbereidende werken staat niet te lezen wat met “gebruik in België” wordt bedoeld. Stel dat de vennootschap die de herbelegging doet, nogal wat in het buitenland rijdt. Dat zal in de regel geen probleem opleveren. Net zoals bij de gespreide taxatie wordt met deze passus bedoeld dat de herbelegging moet gebeuren in een inrichting waarover de belastingplichtige in België beschikt (Com.I.B. 1992, 47/36). De herbelegging zelf moet gebeuren binnen een strikte termijn. Gaat het om een gedwongen meerwaarde, dan moet de herbelegging gebeurd zijn uiterlijk één jaar volgend op het einde van het belastbare tijdperk waarin de schadeloosstelling is ontvangen. Stel dat in 2002 een gedwongen meerwaarde wordt behaald. Pas in 2005 betaalt de verzekeringsmaatschappij de schadeloosstelling uit. Als de onderneming haar boekhouding voert per kalenderjaar heeft zij alsdan de tijd de herbelegging uit te stellen tot uiterlijk 31.12.2006. Gaat het om een vrijwillig verwezenlijkte meerwaarde dan moet de herbelegging een feit zijn uiterlijk twee jaar vanaf de eerste dag van het kalenderjaar waarin de meerwaarde is verwezenlijkt. Stel dat een onderneming haar boekhouding voert in een gebroken boekjaar van 01.07 tot 30.06. In december 2003 realiseert zij een vrijwillige meerwaarde op een bedrijfsvoertuig. De herbelegging moet in dit geval gerealiseerd zijn op ultiem 31.12.2004. De wet stelt ook dat als op de uiterste datum de herbelegging niet is gebeurd, de onderneming niet meer kan opteren voor de gespreide taxatie. Bij de vervreemding van bedrijfsvoertuigen moet een belastingplichtige dus van bij aanvang zijn keuze maken tussen de volledige vrijstelling of de gespreide taxatie. Achteraf is een “swap” niet meer mogelijk.

Europa

Maar het meest merkwaardige bij deze maatregel is dat de inwerkingtreding nog moet geregeld worden via een KB. In de Memorie van Toelichting staat te lezen dat deze nieuwe maatregel van toepassing zal zijn met terugwerkende kracht op de meerwaarden die zijn verwezenlijkt vanaf 01.01.2000 en voor zover die meerwaarden in beginsel moeten worden opgenomen in de belastbare grondslag voor het aanslagjaar 2001. Vanwaar deze kronkel? Over deze maatregel is nog geen eensgezindheid tussen de Belgische Staat en de Europese Commissie (DG4). Knelpunt is de vraag of zulks als staatssteun moet worden aangemerkt. De regering maakt zich sterkt dat dit niet het geval is. De Europese Commissie heeft immers al erkent dat er geen problemen rijzen omtrent de fiscale gunstmaatregelen inzake brandstof die met name in Italië, Nederland en Frankrijk van kracht zijn. Waarom zouden er dan wel bezwaren zijn voor de Belgische regeling? Of het inwerkingtredingbesluit er komt, hangt dus af van de beslissing van de Europese Commissie. Tijdens de voorbereidende werken heeft minister REYNDERS echter gezegd dat, mocht de Europese Commissie bewust lang wachten met een definitieve beslissing, het wetsontwerp toch in werking kan treden nog voor de Europese Commissie ter zake heeft geantwoord. Intussen weten we wel dat het de bedoeling is dat alles zal gelden vanaf 01.01.2000. Intussen aanvaardt Financiën de belastingvrijstelling. Aanslagjaar 2001 verjaart immers maar op 31.12.2003. Dit jaar moet er dus duidelijkheid komen. Zoniet is het maar de vraag wat de ambtenaren zullen doen. Maar in een rechtstaat geldt de regel dat een wet maar geldt als hij in werking is getreden.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 14 februari 2003.