MAG DE FISCUS VIA BANKSYS HET BANKGEHEIM OMZEILEN?

Veel handelaars hebben zich een bankterminal in de winkel aangeschaft. De consument begint meer en meer te betalen met giraal geld. "Plasic money" heet dat in het vakjargon. De consument wordt nauwelijks gewaar dat hij geld uitgeeft. Een goed gevoel. Banksys organiseert die betalingen via de terminal zodat ze uiteindelijk terechtkomen op een bankrekening van de belastingplichtige. Aan de bank zelf mag de controleur inkomstenbelastingen niet vragen hoeveel op die rekening terechtkwam. Kan hij dat echter niet te weten komen door die vraag te stellen aan Banksys zelf?

Binnen de directe belastingen bestaat een bankgeheim. Het wetboek stelt dat de administratie der directe belastingen niet gemachtigd is om in de rekeningen, boeken en documenten van de bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen inlichtingen in te zamelen met het oog op het belasten van hun klanten (art. 318, eerste lid W.I.B. 1992). Een tekst die op zich duidelijk genoeg is. Op deze regel bestaat weliswaar een belangrijke uitzondering. Stel dat een onderzoek van de belastingtoestand van de bank zelf concrete elementen aan het licht brengt die het bestaan of de voorbereiding van een mechanisme van belastingontduiking kunnen doen vermoeden in hoofde van een klant van de bank. In dat geval kan een ambtenaar met de graad van ten minste inspecteur uit de rekeningen, boeken en documenten van de bank inlichtingen putten die het mogelijk maken het onderzoek te voltooien en de door deze klant verschuldigde belastingen te bepalen. Hij moet daartoe wel gemachtigd worden. Maar dat is in de praktijk geen belemmering om dat te doen (art. 318, tweede lid W.I.B. 1992).

Om het bankgeheim op te heffen moet dus een vermoeden van fraude vastgesteld worden tijdens een controle van de belastingtoestand van de bank zelf. Een gewone vraag om inlichtingen sturen naar een bank om bijvoorbeeld een kopie van de rekeninguittreksels van een klant te krijgen, kan dus niet. Tenzij dit zou kaderen in een controle van de bank zelf, wat in deze weinig waarschijnlijk is.

Vraag aan tussenpersoon

Maar wat als de fiscus de vraag stelt aan een tussenpersoon? Zo’n geval werd voorgelegd aan het Hof van Beroep te Antwerpen (Antwerpen, 23 oktober 2001, T.F.R., 2002/2 met noot van JAECQUES, D.). Eerst de feiten. De fiscus controleert een VOF (vennootschap onder firma) voor de aanslagjaren 1995 en 1996. De controleur vond dat hij een meeromzet diende te belasten. Om tot dat besluit te komen stuurde de fiscus een vraag om inlichtingen naar Banksys. Banksys is zoals bekend een overkoepelende organisatie van de banken die zich louter bezighoudt met het beschikbaar stellen van apparatuur om in de winkel zelf girale betalingen uit te voeren. Als dat gebeurt, staat Banksys verder in voor het verwerken van deze betalingen zodat ze uiteindelijk terechtkomen op de gewenste bankrekening. De controleur had gezien dat de belastingplichtige zo’n toestel had. Dus stuurde hij een vraag om inlichtingen naar Banksys om te vragen op welk rekeningnummer Banksys de betaalde sommen via de betaalterminal doorstort. Tevens vroeg de fiscus een overzicht van die doorstortingen te geven. De controleur baseerde zijn vraag op art. 322 W.I.B. 1992. Dat artikel laat de administratie toe bij het onderzoek van een belastingplichtige inlichtingen bij derden in te winnen die de fiscus nodig acht om juiste heffing van de belasting te verzekeren. Banksys gaf antwoord op die vraag. Daaruit bleek dat die sommen niét op een bankrekening van de vennootschap werden overgeschreven. Uit dit bekende feit leidde de controleur terecht het onbekende feit af dat deze niet naar de vennootschap doorgestorte sommen moeten beschouwd worden als omzet van de vennootschap. Zo had de fiscus zijn meeromzet.

Een eenvoudig verhaal. Op het eerste gezicht goed onderbouwd. Maar de belastingplichtige stelde dat de administratie de bekende gegevens op een onrechtmatige wijze verkreeg. Met andere woorden: de fiscus had die vraag niet mogen stellen aan Banksys. Voor het Hof argumenteerde de raadsman van de belastingplichtige dat Banksys moet beschouwd worden als een bankinstelling. Dus geldt voor Banksys het in het Wetboek Inkomstenbelastingen ingeschreven bankgeheim. De advocaat vroeg de nietigheid van de aanslag vermits de fiscus zich steunde op onrechtmatig verkregen gegevens.

Aanslag is nietig

Het Hof is het echter met de stelling van de belastingplichtige niet helemaal eens. Banksys is volgens het Hof géén bankinstelling. Banksys is louter een systeembeherend tussenpersoon. De betalingen die zij binnenkrijgt via de terminal worden enkel versast naar de bankrekening die de handelaar vrij kiest. Het Hof merkt daarbij op dat Banksys, in tegenstelling tot maatschappijen die kredietkaarten uitgeven, geen kredieten op korte termijn verschaft. Bovendien is Banksys als systeembeheerder geen eigenaar van de elektronische gegevens die via haar installatie worden verwerkt. Het Hof besluit dan ook dat voor Banksys het uiteengezette fiscaal bankgeheim niet geldt. Maar het Hof stelt wel dat de fiscus het verbod om inlichtingen te verzamelen over transacties via een bankrekening niet mag omzeilen door te trachten dezelfde gegevens te bekomen via de systeembeheerder van het elektronisch betalingsverkeer. Vermits de administratie dat in dit geval toch deed, werden die inlichtingen op een onwettige wijze verkregen. Het Hof vernietigt dan ook de aanslagen. De belastingplichtige krijgt dus gelijk. Maar op een andere grond dan zelf aangereikt.

Een mooi arrest voor de betrokken belastingplichtige. Dat arrest lijkt in tegenspraak met de heersende rechtspraak dat de fiscus soms wel gebruik mag maken van bankgegevens die hij via een omweg verkrijgt. Dat is het geval als de administratie een strafdossier inkijkt. Bij een huiszoeking worden vaak de gevonden rekeninguittreksels mee in beslag genomen. Dus komen ze terecht in het strafdossier. Het zou niet de eerste keer zijn dat de fiscus zo bankrekeninggegevens in zijn bezit krijgt. Die mag hij wel gebruiken (zie o.m. Gent 19 januari 1997, F.J.F., No. 98/82 en Gent, 22 januari 1998, F.J.F., No. 98/172). In zo’n geval schendt de fiscus het fiscaal bankgeheim dus niet. Waar ligt dan het verschil met dit arrest? In het eenvoudige feit dat Banksys geen eigenaar is van de elektronische gegevens die zij verwerkt. Dus kon Banksys de inlichtingen met betrekking tot het belastingsverkeer via haar apparatuur niet op rechtsgeldige wijze doorgeven aan de fiscus.

Omweg via B.T.W.

Maar daarmee is de kous niet af. In het arrest ging het om een controleur directe belastingen die uiteraard enkel zijn Wetboek Inkomstenbelastingen kon gebruiken. Maar zou een B.T.W.-controleur niet verder kunnen gaan? Met andere woorden: staat in het B.T.W.-wetboek een gelijkaardig artikel over het bankgeheim als in het Wetboek Inkomstenbelastingen? Neen! Binnen het B.T.W.-wetboek bestaat geen bankgeheim. Inzake B.T.W. moet een bank de boeken en stukken, die zij overeenkomstig het B.T.W.-wetboek moet bewaren, op ieder verzoek van de B.T.W.-ambtenaren, ter inzage voorleggen teneinde de juiste heffing van de B.T.W. in haren hoofde of in hoofde van derden te kunnen nagaan (art. 61, § 1, eerste lid W.B.T.W.). Een bank moet dus zowel schriftelijk als mondeling alle inlichtingen verschaffen die haar gevraagd worden om de juiste heffing van de B.T.W. in haren hoofde of in hoofde van derden te kunnen nagaan (art. 62, § 1 W.B.T.W.). Een bank zal dus zondermeer de B.T.W.-documenten moeten voorleggen, niet alleen rond de eigen B.T.W.-plicht, maar tevens rond de toepassing van deze belasting in hoofde van één van haar klanten.

Uit wat voorafgaat zou kunnen besloten worden dat de B.T.W.-fiscus aan banken enkel stukken en boeken zou mogen vragen die in rechtstreeks verband staan met de toepassing van de B.T.W. Met andere woorden: enkel die stukken en boeken die de bank moet bijhouden krachtens het B.T.W.-wetboek zouden opgevraagd kunnen worden. Maar het Bestuur van de Postcheck, de bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen moeten echter ook alle andere stukken en inlichtingen verstrekken teneinde de juiste toepassing van de belasting in hoofde van derden na te gaan. Enkel moeten zij in dat geval optreden met een machtiging van hun directeur-generaal (art. 62bis W.B.T.W.). Deze regel laat toe te besluiten dat de B.T.W.-administratie alle inlichtingen en stukken kan vragen aan banken om de belastingtoestand van haar klanten na te gaan. Wel moet het onderzoek de juiste heffing van de B.T.W. beogen.

Het zou wel eens kunnen dat de hele casus er anders had uitgezien als de vraag aan Banksys niet krachtens het Wetboek Inkomstenbelastingen was gevraagd maar op basis van het B.T.W.-wetboek. Op een omzetverhoging is voor een B.T.W. belastingplichtige B.T.W. verschuldigd. Als de B.T.W. dan de omzetverhoging vaststelt, kan dat gebruikt worden door de directe belastingen. Dat kan voor die fiscus een nieuw bewijskrachtig gegeven zijn. De fiscus is een draak met vele koppen …

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 8 februari 2002.