EUROSOFTWARE MAG SNEL AFGESCHREVEN WORDEN

De chartale euro is er. Heel wat ondernemers hebben niet weinig inspanningen geleverd om het ophalen van de oude Belgische franken en het verdelen van de nieuwe euro’s te organiseren. Vraag is nu of deze extra kosten een speciale fiscale behandeling kunnen krijgen. De problematiek van de eurokosten werd reeds in 1997 en 1998 door de wetgever behandeld. Ruim op tijd. Vooral het in kosten nemen van software kan van een gunstregime genieten. Minister REYNDERS herhaalde dat nog eens in de Kamercommissie voor de Financiën en de Begroting van vorige dinsdag.

Velen dachten eind 1998 dat de ondernemingen snel zouden omschakelen van de Belgische frank naar de euro. Maar dat bleek niet het geval te zijn. Tijdens de overgangsperiode 1999 tot 2001 zijn heel wat ondernemingen hun boekhouding blijven voeren in Belgische frank. Dat is in principe niet meer mogelijk sinds dit jaar. Vanaf dat ogenblik moeten alle boekhoudingen in de regel in Belgische frank gevoerd worden. De vraag of de kosten die verband houden met de invoering van de euro op extra fiscaal begrip kunnen rekenen, wordt nu pas echt actueel.

Wet oktober 1998

Heel wat aspecten rond de introductie van de euro werden geregeld in de Wet betreffende de euro (Wet 30.10.1998, B.S., 10.11.1998). In die wet staat een bepaling die soepeler afschrijvingsregels toelaat voor immateriële vaste activa. Immateriële vaste activa omvatten de kosten van onderzoek en ontwikkeling, de concessies, octrooien, licenties, know-how, merken en andere gelijkaardige rechten, de goodwill en de vooruitbetalingen op die bestanddelen (art. 95, § 1, II K.B. W.Venn.). Voor zover het immateriële vaste activa zijn die een beperkte gebruiksduur hebben, moeten die afgeschreven worden. Neem als voorbeeld goodwill. Het boekhoudbesluit definieert goodwill als de prijs die wordt betaald voor de verwerving van een onderneming of van een bedrijfsafdeling voor zover die hoger is dan de nettowaarde van de actief- minus passiefbestanddelen van de verworven onderneming of branche. Een jonge garagist neemt de zaak van zijn vader over. Hij betaalt daarvoor aan zijn ouders 100.000 euro. Daarvoor neemt hij machines en auto’s over voor in totaal 60.000 euro. De overige 40.000 euro zullen dan beschouwd worden als goodwill. Dat betaalt de zoon voor het bestaand cliënteel, de naam en faam van de onderneming. Gezien die goodwill niet altijd zal blijven bestaan, is dat een actief met beperkte gebruiksduur. Die moet dus afgeschreven worden. De boekhoudwet zegt niet welke methode daarvoor moet gebruikt worden. De fiscale wet (jammer genoeg) wél. Met uitzondering van de investeringen in audiovisuele werken worden de immateriële vaste activa afgeschreven met vaste annuïteiten waarvan het aantal niet minder dan drie mag bedragen wanneer het investeringen in onderzoek en ontwikkeling betreft en niet minder dan vijf in de andere gevallen (art. 63 W.I.B. 1992). Een streng artikel.

Software

Dat wordt des te duidelijker als men weet dat ook software als immaterieel vast actief moet geboekt worden. Software wordt geactiveerd als een vast actief wanneer deze is bestemd om duurzaam te worden gebruikt voor de bedrijfsactiviteit. Hoewel software is neergelegd in materiële dragers zoals geschriften, grafieken, kaarten, schijven, banden of zelfs "chips", gaat het om niet anders dan materiële verschijningsvormen van een intellectuele schepping. De auteursrechtelijke bescherming van softwareprogramma's toont trouwens aan dat het eigendomsrecht op softwareprogramma's geen stoffelijk voorwerp heeft, maar slaat op een intellectuele en dus immateriële prestatie. Als vast actief zal software dan ook worden beschouwd als een immaterieel vast actief (zie Advies C.B.N. 138/5). Ook al weet de gebruiker dat de gekochte software geen vijf jaar zal meegaan, hij moet hem fiscaal afschrijven op vijf jaar lineair (in vaste annuïteiten, dus degressief afschrijven kan niét). Kost hij 10.000 euro, dan zal hij gedurende vijf jaar 2.000 euro afschrijvingskost kunnen boeken. In zijn jaarrekening mag hij die sneller afschrijven. Maar de fiscus zal de afschrijving beperken tot 20 procent via de gekende techniek van afschrijvingsexcedent (art. 24, eerste lid, 4° W.I.B. 1992). Houdt de onderneming de software voor bekeken na drie jaar, dan zal gedurende het derde jaar weliswaar de resterende 60 als kost kunnen geboekt worden. Absurd vermits de software vooral in den beginne in waarde zal gedaald zijn.

Deze strenge regel geldt niet voor investeringen in audiovisuele werken en investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Met het begrip "audiovisuele werken" wordt de filmindustrie beoogd. De regeling geldt dus voor audiovisuele werken zowel van Belgische als van buitenlandse oorsprong, ongeacht de projectieduur, met inbegrip van filmjournaals en reclamefilms, videoclips, reclamespots enz. (Com.IB. 1992, nr. 61/107).

Versneld

De eurowet heeft dit strenge afschrijvingssysteem voor immateriële vaste activa versoepeld met het oog op de introductie van de euro. De strenge regels ingeschreven in het wetboek inkomstenbelastingen gelden niet voor geactiveerde software die, hetzij abnormale waardeverminderingen ondergaat ten gevolge van een rechtstreeks verband met de overgang naar de euro, hetzij in het bijzonder is verkregen of tot stand gebracht om de overgang naar de euro te realiseren. Dit artikel is van toepassing op de afschrijvingen die zijn uitgedrukt tijdens een belastbaar tijdperk dat aan het aanslagjaar 1999 of de daaropvolgende aanslagjaren is verbonden (art. 10. Wet 30.10.1998). Vooral die laatste uitzondering is nu actueel. Tal van ondernemingen hebben zich eind vorig jaar, begin dit jaar nieuwe software aangeschaft om binnen de onderneming te kunnen werken met euro. Schoolvoorbeeld is hier boekhoudsoftware. Stel dat een onderneming een nieuw pakket kocht om te kunnen boeken in euro en daar 1.000 euro voor betaalde. Als dit een gebruiksrecht vertegenwoordigt van meer van één boekjaar zal die software geactiveerd moeten worden. Volgens de bepalingen van het wetboek zou dit over vijf jaar a rato van 200 per jaar moeten afgeschreven worden. Maar gezien de programmatuur is verkregen om de overgang naar de euro te realiseren, mag van deze regel afgeweken worden. Wil dit nu zeggen dat de fiscus om het even welke afschrijving moet aanvaarden? Mag die 1.000 nu in één keer afgeschreven worden ("ad libitum")? Volgens de fiscus alvast niet. In een circulaire die verscheen zes maand vóór de wet in het Staatsblad stond, wordt gesteld dat door de invoering van deze bepaling de gewone afschrijvingsregels kunnen toegepast worden teneinde investeringen in eurosoftware niet te bemoeilijken (art. 22, Circulaire nr. Ci.D.28/507.876, Bull. Bel., nr. 783, juni 1998). Deze interpretatie is de juiste. De eurowet schakelt enkel art. 63 W.I.B. uit. Niet de gewone afschrijvingsregels. Die blijven onverkort bestaan. Maar dat de software lineair zou afgeschreven worden op drie jaar of degressief over vijf jaar kan zondermeer.

Voorzieningen

In de aanloop tot de introductie van de euro werd aan de minister van Financiën gevraagd of voorzieningen konden geboekt worden om de extra kosten die de invoering met zich meebrengt, op voorhand in kosten te kunnen boeken (V&A Kamer, Vraag nr. 683, 20.12.1996, VAN BELLE, Fiscale Bronnen, nr. 9642501). Voorzieningen voor risico’s en kosten beogen naar hun aard duidelijk omschreven verliezen of kosten te dekken die op de balansdatum waarschijnlijk of zeker zijn, doch waarvan het bedrag niet vaststaat (art. 50, eerste lid K.B. W.Venn.). Zo zou een onderneming er aan kunnen denken de extra personeelskost voor het in goede banen leiden van de omwisseling van Belgische franken in euro’s begin 2002 al in kosten te boeken in boekjaar 2001. Maar de minister stelde dat de voorziening aangelegd ter financiering van toekomstige personeelskosten voor bijkomend personeel, fiscaal niet als voorziening kunnen geboekt worden. Zij moeten in kosten geboekt worden als zij effectief gepresteerd worden.

Jan VERHOEYE, accountant, docent Hogeschool Gent en gastprofessor Universiteit Gent.
Gepubliceerd op 1 februari 2002.